Je kunt het er maar druk mee hebben ...
Waar ik mn dagen in Mirissa mee doorkom:
Pogingen op het strand te lopen zonder een voetafdruk te maken (lukt steeds net niet) ...
Mezelf afvragen of ik op deze reis en in de maanden hieraan voorafgaand eerder 5 of meer richting de 10 kilo aangekomen ben ...
Pogingen op de golven te surfen zonder bodyboard, zonder mezelf open te halen aan het koraal (lukt soms wel, maar soms ook niet) ...
Zo lang mogelijk in de zon blijven liggen en geirriteerd de zweetdruppels van je kin/rug/nek/arm te voelen glijden, ZONDER er iets aan te doen ...
Hetzelfde geldt voor vliegen die op mn armen/benen/hoofd gaan zitten ...
Velletjes verbrande huid van mn neus aftrekken, net zolang tot het egaal wordt (is moeilijker dan het klinkt, want er blijft er altijd eentje zitten die je vanuit je ooghoeken kunt zien) ...
Uit het water vissen van bladzijden van mijn uit elkaar gevallen boek, drogen, weer proberen te lezen, weer kwijtraken door de wind, en weer proberen te drogen ...
Vol plaatsvervangende schaamte toekijken hoe sommige mensen -zelf schaamteloos- aan het poseren zijn op het strand: Nu een foto van mij op deze rots, nu kijk ik even filosofisch de verte in ok?, nu eentje sexy liggend op het zand, nu nog sexier met deze bloem achteloos achter mijn oren gestopt, oh wacht, nog een, maar dan staand; buik in, borsten naar voren, linkerbeen semi nonchalant opgetilt zodat hij steunt op de grote teen ...
Toekijken hoe bruut de Indische oceaan mensen kan mishandelen ... en vervolgens grinniken om hoe sommige vrouwen quasi ongemakkelijk alles weer terug op hun plaats proberen te stoppen nadat de hele handel door de kracht van het water naar buiten is geslingerd ;-)
Mezelf afvragen of ik die avond rice & curry zal gaan eten, of gewoon fried noodles... Of misschien wel gewoon soep voor de verandering. Of toch maar die verse zeevis proberen? Kan ik mezelf gerust een aantal uur mee bezig houden ...
Bij gebrek aan een spiegel in de reflectie van mijn laptop scherm proberen op te maken of ik nou gewoon bruin ben geworden of eerder belachelijk bruin ...
Visualiseren hoe een man met een hele lange baard in Tehran mijn bezoek aan Iran aan het authoriseren is en hoe hij de goedkeuring van mijn visum doorfaxt naar de ambassade in Colombo ...
Mn familie en mn vriendinnen missen :( maar mezelf ook realiseren dat het nog maar vier maanden duurt voor ik iedereen weer zal zien ...
Borden vol verse ananas, papaya, watermeloen en banaan naar binnen schuiven ...
Mezelf afvragen of er nu watermeloenen in me gaan groeien aangezien ik de pitjes gewoon doorslik ...
Kijken wat locals in hun netten hebben zitten als ze terug komen van hun duik ...
De rots met de tempel beklimmen aan het eind van de baai en proberen er niet vanaf gewaaid te worden door de krachtige wind ...
Nadenken over de goede gesprekken die ik afgelopen week met Loic, Joeri en Psyche heb gehad en me realiseren dat ze best wel wat losgemaakt hebben ... en dat ik Loic eigenlijk best wel heel leuk vindt ;-)
Arrack-Attack
Als Nepal het zusje van India is, is Sri Lanka het kleine broertje... Dat wordt me direct al duidelijk zodra ik voet op de hete bodem zet. Hoezeer ik sommige aspecten hieraan ook kan haten, het voelt toch ook meteen weer vertrouwd; dat vreselijke geclaxon wat werkelijk door merg en been gaat, het luidkeels roggelen en het vervolgens recht voor je voeten uitspugen van het omhooggehaalde slijm, volgeramdeTata of Leyland bussen versierd met verlichtte boeddha's, hindu-goden en plastic bloemen, maximaal opengedraaide muziekinstallaties met lokaal gejengel, chauffeurs die af en toe een schietgbedje doen en het stuur kussen als ze langs een tempel rijdenom vervolgens de meest gevaarlijke inhaalmanouvres uit te voeren, de kruidige geuren van dosai, roti's, samosa, curries en chai, de onvermijdelijke tuctucs en riksja's en hun bestuurders, en uiteraard de grote groep ranzige kerels die ooit geleerd hebben dat alle westerse vrouwen hoeren zijn die ze gerust kunnen vastgrijpen als ze daar zin in hebben of op zn minst wat suggestieve gebaren naar kunnen maken... Maar ik merk ook (subtiele) verschillen. Daar waar de Indier nogal kan aandringen en je af en toe moet vechten om van iemand af te komen, krijg ik hier regelmatig een glimlach of een fijne dag toegewensd als ik bedank voor een van de aangeboden services. Mensen zijn ook een stukje behulpzamer, zo merk ik direct al zodra ik van het vliegveld kom. Ik word in de juiste bus geholpen door een vriendelijke man, door een andere vriendelijke man word ik in de aansluitende bus geholpen, en door de allervriendelijkste (en geheel toevallig ook de aantrekkelijkste) wordt ik zelfs mee uit ontbijten genomen. Ondanks de gelijkenis met India probeer ik mn verwachtingen die hierop gebasseerd zijn overboord te gooien en Sri Lanka binnen te treden als in elk ander land waar ik nooit eerder ben geweest, en me te laten verbazen door alles wat het te bieden heeft...
Ik wordt door Ranjan Colombo ingeloodst, en na het ontbijt ga ik op zoek naar eenenigszins betaalbare slaapplek. Aangezien de accomodatie verschrikkelijk duur is (30 dollar - het tienvoudige van wat ik gewoonlijk betaal voor een bed) en de enige twee betaalbare plekken de YMCA en de YWCA zijn (The Catholic Association for Young Women) probeer ik het eerst maar bij de YWCA. Die zit vol (of ik zag er te heidens uit...) dus op naar de YMCA. Wat ik daar aantref is werkelijk te triest voor woorden en ronduit deprimerend. Aangezien het de enige plek is die ik kan betalen check ik er maar in, en al snel merk ik dat ik het enige meisje ben dat hier overnacht. Er hangt een allesoverheersende pis- en zweetlucht, de schimmels komen uit de muren, en per slot van rekening liggen er haren op mn bed die ten eerste niet van mij zijn en ten tweede van andere regionen dan iemands hoofd afkomstig waren. Er is al in geen tijden meer schoongemaakt en ik weet echt niet waar ik het zoeken moet. Ik dacht dat ik wel wat gewend was aan kamers maar dit slaat echt alles. De Aikido kreten schallen door het gebouw (want de plek dubbelt als een aikido training center voor jonge mannen), afgewisseld door het luid oprochelen van klodders die van diep uit iemands keel komen. Ik kom maar niet van een Bangladeshi jongen af, die enigszins irritant rondom mijn kamer blijft hangen. Dus sluit ik me maar op in de stinkende kamer waarvan de ramen en de luiken niet openkunnen, want echt ergens anders verblijven kan ook niet. Ik was even vergeten hoe het kon zijn om als enig meisje in een mannen maatschappij rond te reizen en hoe ongemakkelijk dat soms kan voelen. De vriendelijke ontvangst die ik die ochtend had ervaring bij aankomst in Sri Lanka verdampt uit mn geheugen, en ik vraag mezelf ernstig af of heel Sri Lanka zo gaat zijn, want in dat geval boek ik namelijk het eerste ticket dat me van dit eiland af kan nemen. Tenminste, zo voelde ik dat toen.
Omdat ik echt uit Colombo weg MOEST, pak ik de volgende ochtend op het chaotische busstation de eerste de beste bus die me naar zuidelijk Sri Lanka kan brengen, en ik besluit er in Hikkaduwa uit te gaan. Het is hoog tijd voor wat strand en frisse lucht, en als het niet te veel gevraagd is wat vrouwen om me heen. Al vrij snel vind ik een heel schattig bungalowtje, direct aan het strand gelegen, midden tussen de palmbomen. Precies waar ik naar op zoek was. Hier kom ik Loic (France) en Psyche (Hongkong) tegen, die beiden ook alleen reizen. Hoewel ik mezelf bij aankomst op Sri Lanka voorgenomen had een tijdje alleen door te brengen, mislukt dat hierbij -ik zie een patroon-, maar ik vind het eerlijk gezegd niet zo erg na mn ervaring in Colombo. We delen wat ervaringen over hoe irritant of misschien eerder hoe frustrerend het in sommige landen kan zijn om alleen te reizen, terwijl het in andere gebieden (Z.O. Azie en Latijns Amerika) juist weer zo heerlijk is. Loic als Psyche zijn allebei redelijk aan het einde van hun verblijf op Sri Lanka en raden me wat superidyllische plekjes aan die ik later nog zeker zelf zal gaan testen. Als ik de volgende ochtend wat door de hoofdstraat van Hikkaduwa struin, kom ik een in Kuweit wonende Sri Lankaan tegen. Of hij me mee mocht nemen wat eten? Wat drinken dan? Gewoon even met me meelopen dan? Hij begint over de traumatische dood van zn moeder, over zijn geloof (christelijk) en over dat hij klaar is om te gaan settlen, en dat God een blueprint voor hem heeft waardoor het geen toeval is dat wij elkaar ontmoet hebben. Help! Hoe kom ik hier nou weer vanaf? Ik probeer verschillende technieken, die allemaal niet mogen baten, en uiteindelijk, als zelfs ronduit bot zijn niet helpt, geef ik een vals emailadres op waarop hij me kan mailen, aangezien ik -gelukkig- geen telefoon heb. Als ik bij mijn bungalow aankom wil hij mee naar binnen maar ik schud hem af met de mededeling dat ik moe ben en alleen wil zijn. Zodra hij weg is sneak ik er via het strand weer tussenuit om alsnog ergens wat te gaan eten. Als ik een uur later terug kom zie ik dat hij 'net' aan het inchecken is in uitgerekend de bungalow pal naast die van mij. Hey hello, thanks for showing me this lovely place! Oh God, heb ik weer. Ik besluit dat ik morgenochtend zo vroeg als mogelijk mn spullen pak en er zo stilletjes mogelijk vandoor ga. Maar gelukkig zijn Psyche en Loic er nog altijd, en even later wordt ons gezelschap aangevuld met de komst van Joeri (Nederland). Met behulp van deze nieuwe vrienden raken we later ook -heel subtiel en tactisch en zo- van mijn 'lover' af. Joeri reist al een aantal weken rond met zijn dirtbike en heeft zodoende al heel wat van het land gezien en van de lokale gebruiken geproeft. Zodoende wijd hij ons in in een van deze locale gebruiken, waarmee de schaping van Team Arrack oftewel The A-team een feit zal zijn. Daar wij met ons vieren de harde kern van deze 'club' vormden, werden we af en toe ook moreel gesteund door de legendarische James (Schot) en een Israelier waarvan ik de naam niet meer kan herinneren. De eerste Arrack avond gaat nog redelijk vreedzaam voorbij en is er de volgende ochtend niet veel van te merken op wat onrustige magen na, maar de tweede avond is er weer een die de geschiedboeken in kan. De avond ervoor was zo gezellig dat we het nog wel eens over wilden doen, maar dit keer met MEER arrack, als het even kon. Helaas was de Gall & Gall al gesloten tegen de tijd dat wij de lokale roti shop verlieten, dus moest er wat op de zwarte markt geritseld worden. Ondanks dat het donker was, was de wanhoop overduidelijk van onze gezichten af te lezen, want al snel worden we aangesproken door twee jongens die ons vragen of we toevallig Arrack willen kopen. Een van hen had z'n arm in het gips en als we vragen hoe dit zo gekomen is, grapt hij dat hij een Arrack-Attack gehad heeft. Wisten wij veel waar dit duivelse goedje allemaal toe in staat zou zijn... Een kwartier later hebben we dan eindelijk wat flessen te pakken waar we natuurlijk veel te veel voor betaald hebben, maar wat anders kun je doen? Het werd weer een dolle boel op ons prive-terras onder de palmbomen, en als we door de flessen heen zijn moest er natuurlijk meer gehaald worden. Zodoende gaan Loic en ik op expeditie uit en ook dit was weer een bizarre ervaring: Je loopt op je blote voeten (want dronken dus waarom zou je slippers aantrekken) de straat op, spreekt een willekeurig persoon aan, die vervolgens weer een ander willekeurig persoon aanspreekt, die weer een vriend belt, die vervolgens met een auto je op komt halen, die je een aantal kilometer de stad uitrijdt, de auto parkeert langs de kant van de weg, waarna hij uitstapt en een andere auto instapt, tien minuten wegblijft, en uiteindelijk met 1 (een!!) lullige fles terugkomt. Nou ja, beter dan niks, dachten we. We rijden terug naar waar deze man ons opgepikt heeft, hij probeert ons af te zetten, wij gaan ertegenin, en uiteindelijk winnen wij. Toch wel enigszins trots op onze vangst gaan we terug naar ons terrasje, waar de rest vol spanning zat te wachten. Blij met de nieuwe fles gaan we maar weer verder met waar we gebleven waren.... Maar dan bedenk ik INEENS dat ik NU moet zwemmen. In de zee. Met mn kleren aan. Ik spring van het terras af, blijf haken met mn voet achter de wortel van een enigszins ontwortelde palmboom, en kletter twee meter lager op de grond (daar zou ik nog wel eens die enorme blauwe plek op mn been kunnen hebben opgelopen), voor ik als een bezopene de zee in ren (ALS, dus niet echt). De zee trekt enorm en ik wordt flink teruggezogen. In alle haast had ik alleen niemand verteld wat ik ging doen, dus een tijdje later wordt ik gezocht door Loic met zn knijpkat. Hij weet me uiteindelijk de zee uit te trekken, maar dan zijn we ineens zijn slippers kwijt. Als we die gevonden hebben, blijkt zn knijpkat kwijt te zijn, maar als we dan ook die weer terug hebben en alle schaapjes eindelijk op het droge zijn, begint het volgende drama. We zitten onder het zand dus duiken even (ja ja, ik hoor je denken, maar nog altijd met de kleren aan!) onder de douche als INEENS de onderste kraan van die douche afbreekt. Ik zweer het je, INEENS. Ken je die filmpjes op tv dat er zo'n brandweeraansluiting op straat openbarst? Nou, zo zag het er ongeveer uit. Het water spoot op heuphoogte keihard de muur uit en was niet meer te stoppen, ondanks verwoede pogingen tot dicht draaien van kranen. Als uiteindelijk Loic zn vinger in de muur stopt (zoals Jantje ooit in de dijk deed), en de waterstroom daadwerkelijk (tijdelijk) even ophoudt, pis ik echt in mn broek van het lachen. Ik ren (huppel) naar de eigenaar van het guesthouse om te vertellen wat er gebeurd was, maar om 2 uur 's nachts kon hij niet bepaald lachen om Loic met de vinger in de muur. Het is meteen gedaan met de pret als hij zegt dat we morgenvroeg direct moeten vertrekken. Nou ja zeg, die heeft ook geen gevoel voor humor. Al het water van alle acht de bungalows wordt afgesloten en we gaan allemaal maar naar bed. Pas de volgende ochtend realiseren we ons dat we wellicht een klein beetje luid zijn geweest, en wat het kraan-grapje midden in de nacht voor consequenties had voor het guesthouse, en we bieden allemaal onze welgemeende excuses aan. Het is nog steeds niet gefixed met de kraan en de eigenaar blijft vreselijk kwaad en Loic (het was zijn kamer) moet vertrekken. Pas zo'n twee uur later is de muur opengebroken, een nieuwe kraan gemontuurd, en de muur weer dichtgemetseld en kan de beste man weer een beetje praten. We bieden allemaal nogmaals onze excuses aan voor de overlast veroorzaakt door de Arrack, maar dat het afbreken van de kraan echt een gevolg is van corrosie en niks anders, en uiteindelijk mag Loic, en wij dus ook, blijven. De rest van de dag liggen we voor pampus op onze grote stoelen onder de palmbomen en besluiten we NOOIT meer Arrack te drinken. Of in elk geval niet die avond. Maar dan besluit Joeri dat hij een kokosnoot wil aanraken die nog in de boom hangt en als een ervaren notentikker klimt hij behendig omhoog. Als hij net even iets te lang aan de palmtak blijft hangen omdat we allemaal hier nog even een foto van willen maken (wacht, wacht, nog even, nog heel even..., krak!), komt hij uiteindelijk samen met de enorme palmtak naar beneden zetten. Oeps. Waar is de eigenaar? Niks gezien? We maken snel dat we bij de tak vandaan komen en doen alsof er niks is gebeurd want het zou nog weleens de spreekwoordelijke druppel kunnen zijn voor de arme man wie zn palmboom tuin onderhoudt alsof het de paleistuin is. Heb ik dan helemaal niks cultureels gedaan in Hikkaduwa? Uhm, nee, eigenlijk niet, op een dagje toeren met Joeri's motor na dan. Hij wilde graag naar Ambalangoda, wat bekend is om zn duivelsmaskers, en als hij aanbiedt dat ik wel achterop kan, denk ik er welgeteld een halve nanoseconde overna, koop ik in de tussentijd een helm voor 4 dollar, en spring ik achterop. En hoe gaaf is dat?! We hebben het hier niet over zo'n lullig scootertje he, nee, pompompompommmmmmmmmmm, wroeeeeeeemmmmm, en gassen maar!! Wow, super! Ik kreeg gewoon tranen in mn ogen, zo snel gingen we. In Ambalangoda kopen we inderdaad een paar maskers (ik heel bescheiden eentje, maar Joeri wilde volop bescherming tegen alles wat maar kwaad zou kunnen, en koopt er meteen drie), en vervolgens gaan we door naar de Moon Stone Mine in Mytiyagoda, waar we een demonstratie krijgen van hoe de mijner afdaalt in de diepte om emmers drek naar boven te trekken. Eenmaal boven wordt het gruis gezeefd en uit de lading modder komen er ineens vijf grote stukken maansteen tevoorschijn; van de blauwe variant, de duurste als ik hen mag geloven. Aangezien we een aantal 'officiele wachters' voorbij zijn gereden en die nu waarschijnlijk op weg waren naar de mijn om geld van ons te vragen, duwen wij de mijners wat geld in handen en wroeeeeeeeeeemmmmen we er weer vandoor. Maar niet voor Joeri een brokstukje in handen geduwd krijgt van een van hen die overduidelijk blij was dat hij zelf geld in handen gedrukt kreeg in plaats van dat wij met een van de 'wachters' aan kwamen zetten. Maar niet verder vertellen he? Onderweg eten we rice & curry in een hutje aan het strand, waar we van de eigenaresse te horen krijgen dat onze met-de-hand-eet-skills nog niet helemaal perfect zijn. Ze pakt haar eigen bord erbij en geeft ons een demonstratie mengen, kneden, en naar binnen schuiven, alvorens ze tevreden wegloopt als ze ziet dat we de Sri Lankan style begrepen hebben. En ik maar denken dat ik na vier maanden Nepal wel wist hoe het moest... Nee, in Sri Lanka gaat het net even anders... Lief van haar! We toeren nog wat verder op de motor, op weg naar de bergen, maar als het dan bijna donker begint te worden en we nog geen berg gezien hebben en als vooral ook blijkt dat we op een totaal verkeerde weg zitten besluiten we toch maar terug naar Hikkaduwa te rijden. Voordat we thuis zijn hebben we nog twee bijna-aanrijdingen; een keer met twee koeien die ineens vanuit het donker met de horens op ons afkwamen terwijl we volle vaart hadden (uhm, ooit van reflector jasjes of lichten gehoord, Mr. Holy Cow?) en een andere keer met een vrachtwagen die voor ons reed en die ineens stil ging staan om een passagier op te pikken, dit zonder remlichten te gebruiken. Shit, dat was eng! Maar zoals Joeri het zo mooi kan relativeren, het bleef bij een lief klein kusje op de achterkant van de vrachtwagen. Ik zit er nu trouwens ernstig aan te denken om een motorrijbewijs te gaan halen als ik terug ben. Waarom zou ik voor een auto-rijbewijs gaan als ik ook een motor-rijbewijs kan halen? Lijkt me zoooo gaaf om zelf te kunnen rijden! Hoe dan ook, de paar dagen in Hikkaduwa waren voor mij een ervaring die in het mooie momenten boekje mag, maar aan alle goede dingen komt een eind, en The A-team valt helaas uit elkaar als Loic, Psyche en Joeri terug naar Colombo moeten voor hun vluchten, en ik meer stranden in het zuiden van Sri Lanka moet gaan verkennen.
Op naar Unawatuna, waar ik getuige ben van het prachtige schouwspel dat Sri Lankan sunbathing heet. Ik kom aan op een zondag, en op hun vrije dag zijn vele locals naar de stranden getrokken om wat verkoeling te zoeken. Dit gaat echter net een beetje anders in zn werk dan hoe wij dat gewend zijn. Zowel mannen als vrouwen gaan geheel gekleed in lange lappen stof het water in, en dobberen wat rond in het water. Bij het uit het water komen worden vacuumgezogen kleren snel weer los getrokken van het lichaam om zichtbaar geworden lichaamsfiguren te verhullen. Ik vermoed ook dat een groot deel van hen niet kan zwemmen want regelmatig spartelt er eentje als een verzopen hond terug naar de kant nadat deze omver gespoeld wordt door een grote golf. Al met al een leuk schouwspel waar ik me wel even mee heb kunnen vermaken. Want wat moet je anders? Ga tussen al dit conservatisme maar eens even lekker je kleren uittrekken en in bikini het water inrennen. Dat doe je dan ook niet echt. Even later, tijdens de dagelijkse rice & curry in een verlaten strandtentje, raak ik in gesprek met de eigenaar van die tent over de Tsunami, die over heel zuidelijk Sri Lanka genomen, Unawatuna het zwaarst getroffen heeft. Letterlijk elke sranthut was weggevaagd en honderden mensen zijn omgekomen. Met steun van de overheid en vooral ook van toeristen die hier eerdere vakanties hebben doorgebracht, is Unawatuna redelijk snel weer opgebouwd, en van de vernieling is nu niks meer te zien. Ik verbaas me af en toe echt hoe goed mensen hun leven weer kunnen oppakken na zulk catastrofale en ingrijpende gebeurtenissen. Petje af! Ik besteed ook nog een middag aan het bezoeken van Galle, een oud vestingsstadje, dat als ik me goed kan herinneren, zowel onder Portugees als Nederlands bewind heeft gestaan. Het oude centrum van Galle beslaat het stuk binnen de ommuring van het gigantische fort, en huisjes in groene, rode, witte, oranje en roze tinten steken fel af tegen de strakblauwe hemel. Naast de Nederlands Hervormde Kerk, tref ik Point Bastion Utrecht, Hotel Weltevreden en de New Old Dutch Guesthouse; allen herinneringen aan de tijd van de Nederlandse overheersing. Verdwalen in de straatjes van Galle is echt een feest, en elke straat geeft weer een nieuwe architectonische verassing, of een nieuw stralend gezicht. Heel lieflijk stadje.
Hoewel ik het ontzettend naar mn zin had op mn grote rieten stoel op mn privebalkon met uitzicht over zee wilde ik toch nog 1 laatste keer verkassen. Ik had namelijk gehoord van Mirissa, wat toch wel echt paradijs op aarde zou moeten zijn, en daar moest ik toch echt zelf een kijkje gaan nemen. Ik pak de bus naar Mirissa, en wordt op een gegeven moment in de middle-of-nowhere afgezet. Niet wetende waar ik ben of waar ik heen moet (geen kip op straat) loop ik tussen bananen- en palmbomen op het geluid van de zee af, waar ik dan eindelijk weer een teken van leven zie. Wat ik hier aantref is werkelijk paradijselijk te noemen. Denk je een immense boomhut in, in aparte hutjes opgedeeld (met openslaande deuren en balkon), met daaronder een loungegedeelte waar mensen versuft (stoned?) voor zich uit naar de oceaan liggen te staren. Hoeveel dagen wil je blijven? wordt me gevraagd, en nadat ik een spoortje kwijl rond mn mond heb weggeveegd verzucht ik dat ik wellicht langer dan 1 dag blijf. Terwijl de zon ondergaat en fakkels en wierook op het strand vers aangestoken worden, luister ik naar een soort van Indian mystic lounge music en het geluid van aanspoelende golven, en bedenk ik dat mn leven eigenlijk best wel mooi is zo... Another perfect day in paradise...
Gebakken spinnen, kikkers, slangen, kevers, springhanen, torren en larven ...
Na acht dagen in Bangkok doorgebracht te hebben, in afwachting van mijn visum voor India, kreeg ik hem dan eindelijk in handen gedrukt ... met mijn naam verkeerd gespeld :S Maar enigszins onzeker werd me verteld dat dit hoogst waarschijnlijk geen probleem zou zijn. Nou ja, daar gok ik daar maar op. Voor de laatste keer neem ik afscheid van Marleen, met wie ik afgelopen dagen in Bangkok doorgebracht heb, want nu ga ik haar waarschijnlijk echt pas in Nederland weer terugzien.
´s Ochtends vroeg neem ik de bus naar Siem Reap (Cambodia), die ook wel bekend staat als de scam bus. En dat heb ik mee mogen maken. Het begon al met een belachelijk hoge prijs die ik moest betalen voor mijn visa-on-arrival vlak voor de Cambodiaanse grens. Het visum kost normaal gesproken 20-25 dollar, en nu werd me om 1300 Thaise Baht gevraagd (= 45 dollar). Verbaasd zag ik dat iedereen om me heen gewoon de volle prijs betaalde, maar ik weigerde dit te doen. Uiteindelijk heb ik 35 dollar van kunnen maken, maar omdat ik de enige was die niet wilde betalen werd me verteld dat de bus zonder mij zou vertrekken als ik niet nu ter plekke mn visum zou regelen. Tja, what else can you do? Eikels. Toen kwamen we aan bij de grens, en werd ons verteld dat we maar het beste genoeg Thai Baht konden opnemen en dat aan de grens inwisselen tegen Cambodiaanse Riel, aangezien er in Cambodia alleen dollars opgenomen konden worden, en slechts tegen een heel hoge commissie ingewisseld konden worden tegen Riel. Hier zit wat in, dus ik neem 300 euro in Baht op, wat ik later in wil wisselen. Bij het grenswisselkantoor aangekomen (wat natuurlijk samenwerkt met de mannetjes die ons vertelden dat we het zo moesten doen) bleek er een zwaar ongunstige koers te zijn, en zou ik maar 10.300 riel krijgen voor 100 TB. Ik begin zo luid als maar kan die man te vragen hoe dit zit, want ik had toch zeker die ochtend nog de koersen gechecked online, en ik zou er 13.900 voor moeten krijgen. Ik word apart genomen en er werd me een smoes toegesist dat het niet zo goed ging met de Cambodiaanse economie en blablabla. Ik was dus meteen al het kreng van de bus, en ik weigerde al mn Baht in te wisselen tegen Riel. Ik wisselde het hoognodige in, genoeg voor de eerste dagen, en er werd nog eens benadrukt dat er in Siem Reap geen geldwissel gelegenheden zouden zijn, dus dat dit echt heel dom van me was. Ja, is goed, maar toch gok ik het erop. Natuurlijk zou later blijken dat ik op elke straathoek in elke stad mn geld voor de juiste koers kan inwisselen, en ben ik blij dat ik niet toegaf. Dan kwam de volgende truc. Vanaf Poipet (grensplaats in Cambodia) naar Siem Reap zouden we met de bus gaan, en die hadden we allemaal in Bangkok al betaald. Er werd een praatje van een half uur gehouden over hoe slecht die bus wel niet zou zijn, en hoe langzaam, en hoeveel beter het wel niet zou zijn om hier ter plekke een taxi te nemen. Slecht 400 Baht (13 dollar) per persoon. En zij zouden zo vriendelijk zijn dat voor ons te regelen. En iedereen deed het!! Van de 25 man met wie ik aankwam was ik de enige die met de bus wilde blijven gaan, waar ik tenslotte al voor betaald had. Ik werd apart gezet, waarschijnlijk om me enigszins te isoleren en me uiteindelijk toch over te halen (er werd me uiteindelijk een korting aangeboden omdat ik de laatste zou zijn en ik zou voor 200 Baht mee mogen), maar ik zat wel goed op mn bankje eigenlijk. Even later werd er een nieuwe buslading toeristen aangeleverd, en ook hieruit werd iedereen overgehaald met de taxi te gaan, op een Amerikaans stel na. Met zn drieeen bleven we wachten op de bus die natuurlijk gewoon airconditioned bleek te zijn, en er net zou lang over zou doen als de taxi. Tenslotte het gedoe met de bus. Die bracht ons inderdaad heel netjes naar Siem Reap, maar die stopt heel strategisch recht voor een geassocieerd hotel, waar je eigenlijk wel verwacht wordt vervolgens te verblijven. De tassen worden heel handig in de lobby van dit hotel geladen en de meesten checken dan ook in in dit hotel. Handige truc, maar ik had er geen zin in. Ik onderschep mn rugzak voordat hij het hotel binnengedragen kan worden, en hij wordt me bijna weer uit mn handen getrokken. Ik maak voor de laatste keer deze dag ruzie en snauw dat ik toch echt ergens anders heen ga, en check in bij de overburen: een super vriendelijk Burmees echtpaar dat het fantastische en goedkope Mandalay Inn runt. Dertien uur nadat ik uit Bangkok vertrokken ben kan ik dan eindelijk, gesloopt als ik ben van al het vechten, op bed neerploffen om pas twaalf uur later weer wakker te worden.
Siem Reap is een levendig en bruisend stadje waar je echt nog een vleugje Franse invloed kunt voelen. Vooral ´s avonds komt Siem Reap tot leven, als alle barretjes en cafeetjes open gaan (Bar Street) en er overal gewijnd, gebierd, gegeten en gedanst wordt. Ook de nacht markt van Siem Reap is elke avond weer een druk bezochte aangelegenheid, en ik heb dan ook de verleiding weer niet kunnen weerstaan om er even een kijkje te gaan nemen. Verder heb ik me aardig gedragen en afgezien van een paar keer op en neer lopen, heb ik me niet op Bar Street begeven. Echt niet. Nee, ik ben hardcore aan het tempel hoppen geweest, want Siem Reap is behalve een erg gezellig stadje ook de 'gateway' naar de tempels van Angkor. Omdat ik geen zin heb in gedoe en gevecht met een gids of chauffeur, huur ik een mountain bike voor een dag, en heel vroeg al ga ik op pad naar de tempels. De tempels van Angkor waren gedurende de 9e tot en met 14e eeuw het politieke en religieuze centrum van het oude Khmer Rijk, en zijn destijds gebouwd door de zogenaamde 'goden-koningen'. Angkor Wat - zo'n 8 kilometer van Siem Reap gelegen - is de eerste tempel die ik tegen kom en meteen ook de grootste en belangrijkste. Angkor Wat wordt vandaag de dag beschouwd als het grootste religieuze gebouw ter wereld, en het mag met recht een 'wereldwonder' genoemd worden. Na Angkor Wat fiets ik door naar de ommuurde stad Angkor Thom, wat gecentreerd is rondom de Bayon; een tempel die voornamelijk uit enorme uit steen gehakte hoofden bestaat, wat je een erg bekeken gevoel geeft wanneer je temidden 216 x 2 starende ogen staat. Dit is waarschijnlijk ook precies de bedoeling geweest. Na Bayon fiets ik langs Baphuon, beklim ik de piramidevormige tempel Ta Keo van waar ik uit kan kijken op het omringende oerwoud, alvorens ik Ta Phrom bereik. Ta Phrom, waar verschillende shots van Tomb Raider zijn opgenomen, is voor mij de meest indrukwekkende tempel geweest. De omliggende jungle heeft eeuwenlang z'n gang kunnen gaan, en reusachtige wortels groeien nu door en over de tempel heen. Ik heb er zelfs nog een slang gezien. Ok, eigenlijk heb ik hem niet echt gezien, maar heb ik mensen vlakbij hysterisch horen gillen, en ben ik toen heel heldhaftig er vandaan gelopen. Via Banteay Kdei fiets ik uiteindelijk weer terug naar Siem Reap waar ik net voor donker aankom. Ik heb de hele avond onwijze zadelpijn, maar dat was het me meer dan waard want Angkor was verbluffend. I love Angkor. Nee wacht, ik ben er op.
Ik vertrek naar Battambang, een stuk minder toeristisch dan Siem Reap, maar wel de op-een-na-grootste stad van Cambodia. Als ik 's avonds een cafe inloop om wat te eten wordt ik aangesproken door een Frans meisje dat zegt te kennen vanuit Myanmar. Ze komt me niet bekend voor maar als ze zegt dat we een maand eerder in Yangon om 5 uur 's ochtends een taxi hebben gedeeld begint het me te dagen. Audrey reisde samen met een vriendin terwijl ik met mn vader was en nu waren we allebei weer alleen op pad. Ik vertel haar over de man die ik die middag heb ontmoet en met wie ik in gesprek raakte over de Khmer Rouge, en over hoe hij het allemaal ervaren heeft als destijds 10-jarig jongetje, over hoe hij gescheidden werd van zijn zussen en ouders, over de familieleden die hij heeft verloren, en over de lijken die hij heeft moeten vinden in de door dieren omgewoelde massagraven en die hij vervolgens kon herkennen aan de kleren die ze droegen. Slechts een ervaring van de vele verschrikkelijke verhalen die er bestaan over de Khmer Rouge, maar het heeft veel indruk op me gemaakt. Ik vertel Audrey dat ik de volgende dag terug ga naar deze man omdat hij me heeft aangeboden samen met zijn vrouw wat traditionele Khmer gerechten te leren maken, en ze wil graag mee. Zogezegd gaan we de volgende dag met Mr. Toot naar de locale markt om ingredienten in te slaan waarmee we later fish amok, green mango salad en lok lab beef gaan maken. Het is ongelofelijk wat ze op die markt allemaal verkopen; alles wat je maar kunt bedenken wat je eventueel nodig zou kunnen hebben in de keuken is te verkrijgen. Terug in de de donkere en provosorische keuken van Nary en Mr. Toot gaan we al snel aan de slag. We hebben de grootste lol met het choppen, kneden en bakken, en Nary doet het bijna in haar broek als ze onze gezichten ziet bij het ruiken van de vispasta. Moeten we dat echt toevoegen? Ja dat moet! Een paar uur later zitten we buiten onze zelf bereidde gerechten op te eten, en we vragen ons hardop af of er ooit een leven voor fish amok is geweest? Vanaf dat moment zal er geen dag (in Cambodia) voorbij gaan dat ik niet minstens eenmaal fish amok bestel. Nadat de kookcursus zo goed bevallen is vraag ik Mr. Toot of hij een motor heeft en of ik hem misschien kan inhuren als gids om me de omgeving een beetje te laten zien. Hij heeft het geld hard nodig en wil me maar al te graag rondleiden. Ik huur hem in voor een dag en we toeren samen de stad uit. Over onverharde landweggetjes rijden we naar de Killing Caves van Phnom Sampeau, waar naast een liggende Buddha honderden schedels en botten opgestapeld liggen. Tijdens de Khmer Rouge (onder leiding van de welbekende Pol Pot) werden mensen eerst bovenaan deze grot doodgeknuppeld en vervolgens werden ze de grot ingedonderd. Boven aan de berg staan verschillende tempels, van waaruit een prachtig uitzicht over de vruchtbare vallei van Battambang te bewonderen is. Hierna rijden we door naar Phnom Banan (met Prasat Banan), waar ik een soort van 'wie er het snelst de ontelbare trappen beklommen heeft' doe met twee monniken (zij winnen). Op de weg terug naar Battambang komen we langs de bamboo treintjes, of lorry's, die hier als een van de weinige plaatsen nog gebruikt worden. De simpele bamboo treintjes worden gebruikt om handelswaar en/of vee te vervoeren over korte afstanden. Het nadeel is alleen dat ze gebruik maken van hetzelfde spoor als de passagierstreinen, en dat betekent dat zodra er een gewone trein aankomt (of een andere lorry), de bamboo trein snel tot stilstand gebracht moet worden, en van het spoor gelicht moet worden. Wanneer er een andere lorry aankomt geldt het recht van de zwaarst beladen: degene met de meeste lading of met een motor erop mag op het spoor blijven terwijl de andere plaats moet maken. Geinig principe, maar het schijnt dat er een eind aan gaat komen per volgend jaar aangezien de overheid de snelheid van de passagierstreinen wil gaan opvoeren tot 70 km/u, en dat zou betekenen dat het te gevaarlijk wordt voor de lorry's. Een leuke dag weer, veel gezien en veel geleerd, en dat allen dankzij Mr. Toot, m'n grote vriend.
Samen met Audrey vertrek ik naar Phnom Penh waar we een kamer delen direct aan de nachtmarkt. Aangezien het weekend is en ook nog eens national holiday, stikt het er van de gezelligheid en live optredens van Cambodiaanse zangidolen. Op de markt eten we wat bij een van de vele kraampjes, waarbij je een plastic mandje vollaadt met wat je aan ingredienten wilt, en dat wordt dan ter plekke bereidt tot een heerlijk gerecht voor je. Als je een paar minuten later je bordje terugkrijgt ga je ergens in kleermakerszit op een van de vele matten zitten om het op te eten. Het is een groot picknick-terrein, kei gezellig! Ons niet realiserend dat brommer rijden in chaotisch Phnom Penh niet bepaald hetzelfde is als in een willekeurig dorp, huren we voor een dag een brommer om maar zoveel mogelijk te kunnen zien, en achterop bij Audrey gezeten begeven we ons richting Tuol Sleng, beter bekend als S-21, de gevangenis die door de Khmer Rouge gebruikt werd om 'verdachten' te 'ondervragen'. Tuol Sleng is een oud schoolgebouw, geplaatst midden in een woonwijk en omgeven door palmbomen, wat het een beetje een vreemde aanblik geeft. Vanuit een bepaalde hoek had het ook wel een hotel kunnen zijn, maar wetende wat hier gebeurd is, maakt het niet echt een vakantieresort. Het gebouw bestaat uit vier blokken, genummerd A tot en met D, waarin tussen 1975 en 1979 ruim 17000 mensen gevangen zijn gehouden. De Khmer Rouge nam van al zijn gevangenen foto's, vaak zowel voor als na de marteling, en deze foto's zijn nu tentoongespreid in Building B. Het is werkelijk verschrikkelijk om hier rond te lopen en te weten dat alle gezichten die je tegemoet staren later gemarteld en vermoord zijn. De gebruikte martelwerktuigen staan tentoongespreid in Building C, en op foto's die ook weer door de Khmer Rouge zelf zijn gemaakt, is te zien hoe alles in zn werk ging. Building D is bijna volledig gebruikt om mensen op te sluiten in kleine provosorische cellen. Na deze ronduit deprimerende ervaring kunnen Audrey en ik tijdelijk even geen woord meer tegen elkaar uitbrengen. Onvoorstelbaar dat dit dertig jaar geleden allemaal heeft plaatsgevonden, en nog slechter voor te stellen is dat het overgrote deel van de Khmer Rouge leiders nog steeds niet terecht gesteld is. Het is tijd voor wat luchtigers dus we touren door naar Psar Tuol Tom Pong, ook wel bekend als de Russian Market, en we snuffelen er wat rond en ik koop een stapel krama's. Tenslotte willen we een bezoek brengen aan de Choeung Ek Killing Fields, waar de overlevenden van de Tuol Sleng gevangenis vermoord werden en in massagraven verdwenen. Helaas waren we niet zulke helden in het simultaan kaart/wegwijzers lezen en overleven in het chaotische verkeer waar Phnom Penh zo bekend om staat, wat tot gevolg had dat we verkeerd reden, afslagen misten, terug moesten maar geen u-turn mochten maken, uiteindelijk op de goede weg zaten en weer een afslag misten, daar weer geen u-turn mochten maken, bijna een ongeluk kregen, weer verkeerd reden en dat tegen de tijd dat we bij de Killing Fields aankwamen het gesloten was. Hmm. Jammer. Als we aan het eind van de dag trillend als een rietje de brommer inleveren en we dankbaar zijn dat we nog leven, besluiten we dat dit heel, ik bedoel HEEEL, erg stoer van ons was maar dat we dit nooit meer gaan doen.
Ik neem afscheid van Audrey, en pak de bus naar Sihanoukville, een kustplaatsje aan de Golf van Thailand. Ik neem me voor lekker een paar dagen rust te nemen, uit de hectiek van de grote steden, en eindelijk eens wat boeken te lezen. Ik realiseer me dat het al misgaat als ik incheck in Monkey Republic Bungalows, en als welkomsdrankje een pitcher bier voor mezelf krijg. Of ik die nu (13.00 uur) wil of misschien iets later. Nou had ik van al dat bussen best een beetje dorst gekregen dus doe maar nu. Ik loop wat rond in het dorpje en van alle kanten krijg ik flyers uitgereikt voor strandfeesten die avond, met gratis shots, buckets en bier tussen bepaalde tijden, en ik verzucht dat van mijn hele goede voornemen weer niks gaat komen. Terug in de Monkey Republic ontmoet ik Stine, Jung en Hauqie uit Noorwegen, en Jung had het puike plan opgevat om iets typisch Aziatisch te gaan proberen. We stappen op de motor, geven gas en moeten direct weer keihard remmen om het marktje dat honderd meter verderop lag niet voorbij te schieten. Jung en Hauqie (beiden Vietnamees van origine) scheppen wat borden vol locale lekkernijen, en terug bij de tafel zien Stine en ik tot onze grote schrik dat we gebakken spin, kakkerlak, kikker, slang, kevers, sprinkhanen en larven gaan eten. Met rijst. Ik wil geen mietje zijn dus ik probeer als eerste alles uit, en blijk tot mijn grote verbazing het nog lekker te vinden ook. Behalve de kakkerlak en de larve misschien, maar de rest smaakte verrassend knapperig. Achteraf bleek dat ook Jung en Hauqie het nog nooit geprobeerd hadden, en dat ze verbaasd waren dat ik het ook echt zou eten. De daaropvolgende drie avonden en nachten brengen we dansend en drinkend door in zowel het hostel als in de diverse strandtenten, en de dagen worden gevuld met het aftoeren van de stranden met de brommer. Ik leer schakel-brommer rijden, wat veel makkelijker is dan ik altijd dacht, en leuker nog, ik leer Vietnamees kaarten, en af en toe win ik zelfs ook nog. Ik ben nooit een fanatiek kaarter geweest maar hier ben ik toch wel enigszins verslaafd aan geraakt. Beetje jammer alleen dat ik nooit de regels kan onthouden en dat ik dus waarschijnlijk niet in staat zal zijn het ooit te herhalen, laat staan het uit te leggen. De dagen in Sihanoukville vlogen voorbij en toen mijn Noorse vrienden terug naar Phnom Penh moesten om hun vlucht naar Bangkok te halen was voor mij de lol er ook wel een beetje af. Ik besluit een bus na die van hun te nemen, en ze in Phnom Penh weer op te zoeken.
Als ik 's avonds in Phnom Penh aankom zoek ik de Noren op die die ochtend in alle vroegte al uit Sihanoukville vertrokken waren. Het was een soort van verassing aangezien ik eigenlijk langer aan de kust zou blijven, en ze waren zwaar vereerd dat ik hen speciaal kwam opzoeken. Die avond drinken Stine en ik nog bescheiden 'een slaapmutsje' terwijl Jung en Hauqie zwaar gaan stappen en de volgende ochtend ineens al hun geld 'kwijt' blijken te zijn. Verdampt zeg maar. De laatste dag in Phnom Penh gaan we alsnog naar Choeung Ek, aangezien mij dat vorige poging niet gelukt is, en zij er ook nog niet geweest waren. De in 1980 gevonden massagraven van de Choeun Ek Killing Fields bevatten overblijfselen van bijna 9.000 mannen, vrouwen en kinderen die tussen 1975 en 1978 vermoord zijn door de Khmer Rouge. Om kostbare kogels te besparen werden mensen vaak doodgeknuppeld met een verscheidenheid aan 'boerengereedschap' zoals bijlen, ijzeren staven, schoppen of bamboostokken terwijl babies en kleine kinderen gewoonweg bij de voeten gegrepen werden en met hun hoofden tegen de boom of muur kapot geslagen werden. Bruut, maar zo is het gegaan. De massagraven zijn gedolven en de botten en schedels die erin aangetroffen zijn, zijn schoongemaakt en liggen nu keurig gesorteerd achter een glazen raam in een 'memorial stupa' die speciaal gebouwd is ter nagedachternis aan alle slachtoffers van Pol Pot's genocide. Bloemen en wierook worden geofferd, terwijl er hier en daar een traan weggesnikt wordt. Vooral voor de mensen die de Khmer Rouge bewust meegemaakt hebben is een bezoek aan de Killing Fields erg confronterd en wordt het vaak teveel. Ik denk dat je het wel kunt vergelijken met een Holocaust overlevende die zoveel jaar na data voor het eerst Auschwitz bezoekt, en alles weer opnieuw beleefd. Voor mijzelf was echter het zien van de graven een minder schokkende ervaring dan een bezoek aan Tuol Sleng, hoe gek dat ook mag klinken. In de gevangenis kon je letterlijk de angst van de gevangenen nog voelen en dit verstikkende gevoel wat ik daar had, had ik niet bij het zien van de graven. Toch was het fijn even later weer in de tuktuk terug naar Phnom Penh te zitten en alle horror van de genocide achter ons te laten. We eten nog wat en dan moeten m'n Noorse vrienden helaas de taxi naar het vliegveld nemen. Ik breng mn laatste avond door in mn hostel in Boeng Kak, wat ooit bekend heeft gestaan als DE backpacker street van Phnom Penh, maar waarvan nu de straten verlaten zijn op wat grommende straathonden en ongure mannetjes na die je allerhande drugs toesissen. Niet bepaald een plek om ooit nog naar terug te keren...
... Ondertussen heb ik Cambodia alweer achter me gelaten, en zit ik nu in de luchthaven van Kuala Lumpur op mn 'aansluitende' vlucht naar Colombo te wachten (met een transit van ruim 9 uur!) Te weinig tijd om het ver gelegen Kuala Lumpur in the gaan en daar een bed te zoeken maar echt veel te lang om op een luchthaven rond te hangen. Ik heb de Starbucks al gesponsord, een beetje gelezen over Sri Lanka, mn laken al een paar keer op diverse plekken op de koude grond uitgespreid en geprobeerd wat te slapen, maar de tijd kruipt voorbij. Dan maar weer de Lonely Planet van Sri Lanka openslaan en nog even kijken naar wat ik kan verwachten de komende drie weken: wuivende palmbomen en verlate strandjes... Hmm ;-)
(geplaatst 16.10.2010)
In het land van Grote Broer
Afgelopen maand heb ik samen met mn vader door Myanmar (voormalig Burma) gereisd, een land dat sinds de coup in 1962 geregeerd wordt als een dictatuur, met aan het hoofd een mlitaire junta. Een land waar stelselmatig mensenrechten geschonden worden. Waar elke vorm van verzet vanuit de bevolking met fysiek geweld wordt teneergeslagen. Waar politiek anders-denkenden nog steeds in het holst van de nacht van hun bed gelicht worden om nooit meer huiswaarts te keren. Waar wegen en luchthavens nog altijd met dwangarbeid worden aangelegd. Waar de KGB overal aanwezig is, en waar altijd en overal bekend is waar je bent en wat je doet. Een land dat nog totaal geisoleerd is en waar mensenrechtenorganisaties de toegang geweigerd wordt. Een land dat van alle kanten ontraden wordt te bezoeken.... En toch zijn we gegaan. Omdat juist het isoleren van zo´n land het bovenstaande in stand houdt, en de inwoners van Myanmar niks liever willen dan uit dit isolement getrokken worden.
In November zullen er voor het eerst sinds lange tijd verkiezingen gehouden worden; verkiezingen voor een nieuwe 'democratische' regering. Verkiezingen waarvan de uitslag vooraf al bekend is, en waarvan niemand in Myanmar ook maar geloofd dat het iets zal veranderen aan de situatie. New bottle, but the same old wiskey, aldus vele sceptische Burmezen...
Het is dan ook in de directe aanloop van de verkiezingen dat wij aankomen op de luchthaven in Yangon waar ik een van de laatste visa-on-arrival bemachtig die er nog uitgedeeld zullen worden, voordat deze een paar dagen later afgeschaft zal worden. De regering kan blijkbaar geen pottenkijkers gebruiken bij de aankomende verkiezingen, en probeert op deze manier de meeste toeristen het land uit te krijgen. Mn vader had zn visum in Nederland al geregeld en nadat ik nu ook goedgekeurd was konden we eindelijk Myanmar binnentreden. Direct wordt duidelijk dat het leven hier nog zo puur en onaangetast is: zowel mannen als vrouwen gaan hier nog traditioneel gekleed in longyi, vrouwen en kinderen smeren dagelijks hun gezichten in met thanaka, en een buitenaardse vriendelijkheid van de mensen ademt je tegemoet. We hebben het verboden paradijs ontdekt. We zijn in Myanmar!
De eerste dagen verblijven we in Yangon (Rangoon in de tijd van de Britse overheersing), waar het fantastisch rondzwerven is. We dwalen tussen vergane glorie van gebouwen uit koloniale tijdperken, drinken koppen superzoete thee op poppenhuis-stoeltjes in een van de vele theeshopjes, worden afgeluisterd door de KGB, lopen langs tempels, synagogen, kerken en moskeen, kopen longyi's voor onszelf op de Bogyoke Aung San market (ik haal zelfs mn vader over niet lullig te zijn en ook een rok te kopen), gaan volledig op in de enorme vriendelijkheid van de mensen, en roepen Minglaba terug naar al deze fantastische zielen. Meest onder de indruk zijn we van de Shwedagon Pagoda. Net op het moment dat je denkt een milde vorm van tempelziekte te hebben opgelopen kom je oog in oog te staan met de grootste gouden koepel ooit. De Shwedagon overtreft werkelijk elke tempel die ik tot dusver heb gezien, en volledig verguld en ingelegd met rubies en andere edelstenen die Myanmar zo rijk is, is dit het mooiste en indrukwekkendste bouwwerk dat ik ooit heb gezien.
Na drie dagen laten we Yangon achter ons en vliegen we naar Mandalay, de laatste hoofdstad van het Burmese Rijk dat ten prooi viel aan de Britten. Hier beklimmen we Mandalay Hill en kijken we uit op de Ayeyarwady River, wordt ik een echte Burmees wanneer ik thanaka op mn gezicht gesmeerd krijg door een klein meisje, en keren we geregeld terug naar een fantastisch Nepali restaurant waar ik borden dahl baat eet die me melancholisch doen terugdenken aan Nepal. Ook maken we een ronde langs de paleismuur, en het is tijdens deze ronde dat we Cherry tegenkomen; een 60-jarige dame die als een mad dog (zoals ze zelf zegt) op ons af rent om een praatje te maken. Cherry spreekt fantastisch goed Engels en haar blauwe ogen verraden dan ook dat ze Europees bloed in zich heeft. Ze blijkt de dochter van een Engelse officier te zijn, en ze heeft haar hele leven gewerkt als lerares Engels. We raken in gesprek met deze oud-kickboxster (haar gebroken vingerkootje dat ze stoer naar ons uitsteekt getuigd hiervan) en beetje bij beetje (nadat ze om zich heen heeft gekeken of er geen KGB is) laat ze los over de situatie in Myanmar waar met geen woord over gerept mag worden. Over hoe bang mensen zijn. Over de aankomende verkiezingen. Over Aung San Suu Kyi. Na Cherry zullen we nog vele anderen tegenkomen die heldhaftig genoeg zijn hun mond open te doen, en die alle risico's die dat met zich meebrengt voor lief nemen. Op het uitgestorven treinstation van Mandalay boeken we met behulp van zes ambtenaren (eentje schrijft de tickets uit, eentje vraagt wat we doen in ons dagelijks leven, weer een ander kijkt verwonderd naar onze paspoorten, en de overige zijn er voor de mentale ondersteuning) onze tickets voor de sleeper-train naar Myitkyina voor de volgende dag.
Een uur voor vertek melden we ons op het station en vinden we ons sleeper, upperclass-compartement: Een piepklein donkerbruin hok, inclusief wasbakje waar voor de oorlog misschien ooit echt een wateraansluiting gezeten heeft. Het spoornet in Myanmar is een overblijfsel van de Britse kolonisatie, maar wordt tegenwoordig nauwelijks nog gebruikt. Het is echter voor ons het enige middel om in Myitkyina te geraken, nu er geen vluchten beschikbaar zijn. Als de trein eenmaal in beweging komt om aan de 21-uur durende rit te beginnen, wordt ons duidelijk wat er met de term discotrain bedoeld wordt. Als resultaat van het gebrek aan onderhoud van het spoor zwiept de trein hevig van links naar rechts, terwijl je om de zoveel seconden 20 centimeter de lucht in gelanceerd wordt. Slapen is dan ook een onmogelijkheid in deze sleeper-train. Het is een sensationele combinatie van paardrijden, bootjevaren en dansen, terwijl je je hart vasthoudt en hoopt dat de trein niet ontspoord. Er hebben in het verleden nogal wat ongelukken met dodelijke afloop plaatsgevonden op dit traject, wat een volledig nieuwe dimensie aan de naam Death Railway geeft. In 1995 vielen er 120 doden bij een ontsporing van de trein en in 2001 vielen er een even aantal doden bij het instorten van de spoorbrug. Onze angst zal later niet ongegrond blijken te zijn als we een week na onze aankomst in Myitkyina te horen krijgen dat er op dit traject net weer een brug ingestort is, waarbij opnieuw flink wat mensen omgekomen zijn. Dit wordt echter naar geheel Burmeze traditie door de regering in de doofpot gestopt.... Afgezien van dit soort ongemakjes is het uitzicht vanuit de trein werkelijk fantastisch, en is de treinreis een ultieme manier om met locals in contact te komen. We waren de enige toeristen op de trein en hebben ons portie aandacht dan ook goed gekregen. Een voor een komen mensen even in onze coupe staan om te kletsen of om verlegen naar ons te lachen en schaapachtig weer verder te lopen. De trein stopt regelmatig in kleine dorpjes waar locals met bakken rijst en curry en emmers gekoelde drankjes snel de trein inspringen in de hoop wat te verkopen. 21 uur nadat we het station in Mandalay hebben verlaten komen we gebroken aan in Myitkyina.
Myitkyina is de hoofdstad van Kachin State, ook wel bekend als Upper Burma, het noordelijkste punt van wat de regering toestaat aan toeristen te bezoeken. Alles hier boven valt onder de zogenaamde restricted areas van Myanmar. In Myithyina zijn we de enige toeristen, wat we al vermoedden aangezien we ook in de trein de enige toeristen waren. We lopen rond en overal worden we werkelijk begroet en toegelachen alsof we celebreties zijn. Er wordt ons zelfs gevraagd of we NGO-workers zijn, ze kunnen zich gewoon niet voorstellen dat iemand naar Upper Burma afreist om hun plaats te bekijken. Waar je normaal voorzichtig foto's schiet van mensen, en je soms zelfs geld gevraagd wordt hiervoor, vragen mensen hier juist om foto's en poseren ze maar al te graag voor je. Soms zijn mensen even stil als je langs komt lopen, kijken ze verlegen de andere kant op, en krijg je wanneer je ze voorbij bent een zacht Hello of Minglaba toegefluisterd, gevolgd door een hoop gegiechel. Degene die uiteindelijk daadwerkelijk iets heeft durven zeggen tegen ons is de held van de dag, en je weet gewoon dat die persoon thuis nog dagen gaat lopen opscheppen over dat hij/zij met een toerist 'gepraat' heeft. Het gebrek aan toeristen heeft het gekke effect dat wanneer er dan een paar dagen later een andere toerist opduikt in Myitkyina, dat zelfs wij elkaar aanstoten en elkaar 'kijk links, een toerist' influisteren... Op elke straathoek wordt chinlon gespeeld en mannen van alle leeftijden staan in een circel en proberen een rieten bal hoog te houden, hierbij gebruikmakend van verschillende technieken. Om de benen maximale bewegingsvrijheid te geven wordt de longyi zo hoog opgeknoopt dat zelfs mijn vader er niet aan kan tippen (en iedereen in Huisseling weet wat ik daarmee bedoel).
Vanuit Myitkyina beginnen we aan de vier-daagse bootreis die ons via Sinbo en Bhamo terug naar Mandalay zal brengen. Het eerste stuk van de Ayeyarwady River (tot aan Bhamo) is met al zn zandbanken moeilijk te navigeren, en bereizen we daarom in kleine bootjes. De boot naar Sinbo was claustrofobisch vol en we zaten met onze knieen in onze nek gevouwen en met ons hoofd tegen het plafond geklemd tussen wiskeydrinkende, liedjes zingende Burmese jongeren. Voorin zat de geinigste opa die ik ooit heb gezien, met zijn kinderen en kleinkinderen, en terwijl de oude man 'nog snel wat cargo ging in- en uitladen' gaf hij zijn sigaar even aan zijn kleinzoon van 4, wijst naar de brandende punt (dat is heet, daar moet je afblijven), tilt zn longyi op en springt in de rivier om te gaan laden en lossen. Dat kan hier gewoon allemaal. Onderweg legt de boot verschillende malen aan om de al overvolle boot nog wat voller te laden met zowel mensen als vracht. De tocht duurde naar mijn mening veel te lang gezien de oncomfortabele omstandigheden, maar het uitzicht was wederom prachtig en dat compenseerde voor de ongemakken. Na een lange dag op het water leggen we aan in Sinbo, een erg basic dorpje, zonder electriciteit en stromend water. We moeten ons registreren bij de 'immigration office' waar we een demonstratie krijgen van Burmese bureaucratie. Twee overheids-officials nemen een half uur de tijd om al onze visa te bestuderen en ons te bevragen over ons reisplan en ons beroep, alvorens weer terug te gaan naar het bestuderen van onze visa. Een duidelijk staaltje van 'kijk eens wie hier de dienst uitmaakt'. Na goedgekeurd te zijn kunnen we ons dan eindelijk gaan opfrissen, wat bij het gebrek aan stromend water neerkwam op een baddersessie met de locals in de rivier. Gewapend met sarong, zeep en tandenborstel vertrokken we naar de rivier, en heel het dorp liep uit om te zien hoe twee toeristen (twee witten!!) zich wassen. Ze pisten zowat in hun rok van het lachen, en het was duidelijk dat dit niet echt vaker voorkwam. Waar wasten onze voorgangers zich dan vraag ik me af? De dame van de hut waar we overnachten maakt een fantastische maaltijd klaar met onder andere heerlijke 'verse' riviervis, en ik vermoed dat het deze vis is geweest waar ik dysenterie door opgelopen heb. Maar dat zal ik pas later doorkrijgen...
De volgende ochtend ben ik al niet lekker, en volgestopt met immodium doe ik mn best te genieten van het landschap en alle activiteiten die zich op de oevers plaatsvinden, maar het lukt me niet. Er werd overal goud gedolven (vandaar dat al die stupa's zo mooi verguld zijn) maar het kon me wel ruig zitten, ik wilde niks liever dan in Bhamo aankomen. Eenmaal in Bhamo (wat volgens mij best een leuk stadje was) namen we dan ook een airconditioned kamer en ben ik gelijk naar bed gegaan, en hier pas een dag later uitgekomen. Gelukkig moesten we een extra nacht hier blijven aangezien de grote riversteamers maar drie keer per week naar Mandalay uitvaren, en dat gaf mij wat gelegenheid bij te komen.
Het stuk van Bhamo naar Mandalay was het interessantste deel van de trip, en nadat we onszelf een plekje op het overvolle dek hadden toegeeigend tussen de locals en de vracht, begonnen we aan het laatste stuk van onze bootreis. Het schip deed een beetje aan als een vluchtelingenschip, zo vol als het was, maar het was een fantastische ervaring. Er werd gegeten, gelezen, gedronken, gekletst, gelachen en geslapen, en dat alles naast en over elkaar heen op de grond. Ik heb samen met wat vrouwen thanakha gemaakt (en ben vervolgens hard uitgelachen om mijn slechte smeer-skills), er werden hele zakken beatle nuts gepeld en gegeten, er werd Engels geoefend met Burmese studentes, er werd hier en daar heel wat geld gewonnen en verloren over kaartspellen, en natuurlijk werd er op het bovendek weer chinlow gespeeld. Afgezien van het oudere Franse echtpaar dat we in Bhamo ontmoetten, waren we weer de enige toeristen op het dek.
Een dikke dertig uur later voeren we dan eindelijk de haven van Mandalay binnen. Aangezien we al wat dagen in dit stadje hadden doorgebracht, besloten we wat in de omgeving rond te gaan kijken. Het bleek de laatste dag van het meerdaagse Nat Festival te zijn, een festival ter verering van de natuurgoden. We proppen onszelf met 45 anderen in een piepkleine pickup-truck (een Burmese pick-up is niet vol voordat elk stukje railing vastgegrepen is door buitenboord hangende passagiers), en vertrekken naar Amarapura. Daar aangekomen belanden we in een kakkofonie van geluiden; er wordt gelachen, gezongen, muziek gemaakt, gegeten, gedanst en gebeden. Locals dragen hoofdtooien van bladeren, gekleurde hoedjes van krantenpapier, bloemenslingers en een soort ananassen gemaakt van kokosnoot met bloemen. In elke tempel lagen mensen te slapen, te roken, alcohol te drinken en te eten, wat een heel rare gewaarwording is, aangezien dit normaal gesproken gedrag is dat niet gewenst is in een tempel. Later zullen we lezen dat er een god is die wel van een borrel houd, wat verklaard dat er blikjes bier met rietjes geofferd werden. En opnieuw, geen toerist te zien! We verlaten de feestvreugde en lopen naar de U Bein Bridge, een enorme teak-houten brug dat twee dorpen met elkaar verbind over een reusachtig meer. Hier worden we aangesproken door twee monniken die met ons naar de tempel willen (wat is dit voor magisch land waar monniken JOU aanspreken en je niet stiekem foto's van ze hoeft te schieten?) Als we even later ergens zitten om wat te drinken begint een van hen over Aung San Suu Kyi, wie na vele jaren nog altijd in Yangon in huisarrest zit wegens haar commentaar op het regime. Het alleen al uitspreken van haar naam of het in bezit hebben van oud geld met de afbeelding van haar vader kan fatale gevolgen hebben. Beetje bij beetje laat hij steeds meer los over de situtie in Myanmar. Hij durft er eigenlijk niet over te praten, hij is bang zegt ie, heel bang, en zn ogen vullen zich met tranen. Maar hij wil er over praten want hij wil dat wij het weten. Hij buigt zich naar ons toe en fluistert dat hij de regering maar niks vindt, dat de regering niet goed voor hen is, maar dat dit allemaal 'top secret' is hoor, niet verder vertellen. Hij geeft ons tips hoe we kunnen voorkomen dat geld naar de junta gaat, door tempels aan te raden waar geen toegangsgeld voor betaald hoeft te worden, welk bier je moet drinken omdat die niet van een regering brouwerij komt, en welke luchtmaatschappij in het bezit van de regering is. Hij vertelt over Cyclone Nargis die in mei 2008 grote delen van de Irrawady Delta heeft verwoest, en over zn woede dat de regering alle humanitaire hulp afsloeg die aangeboden werd door de VN, buitenlandse hulporganisaties en NGO's. De avond na dit gesprek met de monnik ga ik naar een show van de Moustache Brothers; drie besnorde broers die grappen en grollen maken over het regime, en dit al verschillende keren met hebben kunnen bekopen met gevangenisstraffen. Maar ondanks dat blijven ze doorgaan, want heel de wereld moet weten wat er gebeurd in Myanmar, en hoe meer mensen er naar hun show komen kijken en hoe meer bekendheid ze krijgen, hoe minder de regering ze kan maken. De show is hilarisch, en de grappen om de generalen vliegen je om de oren, maar tegelijkertijd is het ook heel triest, want je weet dat het geen grappen zijn maar dat het bittere waarheid is en je weet ook dat ze een enorm risico nemen en elk moment weer opgepakt kunnen worden. Echte helden vind ik deze besnorde broers, dat ze in een land als Myanmar zo openlijk kritiek durven te uiten op het regime!
Na Mandalay bussen we naar het westen van Myanmar, naar Bagan en zn duizenden tempels. Het schijnt dat het er in vroegere tijden zo'n 4400 geweest moeten zijn, maar er zijn er nu nog maar een lullige 2500 van over. We huren fietsen, en, samen met Duitse Hannah, die we in de bus vanuit Mandalay ontmoet hebben, brengen we een paar dagen al fietsend rond over het uitgestrekte tempelcomplex, en roepen we oooh en aaaah als blijkt dat elke tempel nog mooier is dan die daarvoor. Verder shoppen we ons een ongeluk aan lacquerware, traditionele paraplu's, Buddha schilderijen, houtsnijwerkjes van teak, tasjes en weet ik wat meer. We beklimmen tempels om zonsondergangen te zien, en elke avond keren we terug naar het restaurant dat de beste Thaise curries in het dorp serveert, en het liefste personeel in dienst heeft. Bagan is onovertreffelijk.
Na Bagan keren we terug naar Yangon, en na een dodemansrit met een gestoorde taxidriver overleefd te hebben komen we weer aan bij ons favoriete guesthouse, en zien we onze oude vertrouwde vrienden Pini, Pete en Ewan weer terug. We tanken even twee dagen bij, zowel aan slaap als aan gezelligheid, en vertrekken dan naar de Ayeyarwady Delta, naar Pathein (voormalig Bassein).
Pathein ligt zo'n vier uur rijden ten westen van Yangon, en de tocht gaat dwars door een prachtig waterlandschap, een beetje zoals Bangladesh als ik mn vader moet geloven. Overal wordt rijst geplant en worden drassige velden omgeploegd door enorme ossen en buffalo's. Het schijnt dat dit gebied volledig verwoest is geweest door Cyclone Nargis in 2008, en dat de Delta daarom ook een hele tijd onbegaanbaar is geweest. De weg is nog altijd in reparatie maar sinds een tijdje gaan er weer bussen de Delta in. In Pathein aangekomen nemen we een armzalig kamertje en ziek als een hond ga ik weer op bed liggen. Sinds de 'verse' vis in Sinbo ben ik niet lekker geweest, maar nu begint het wel echt effect op me te hebben. Ik kan dan ook niet veel van Pathein zien, want afgezien van wat korte wandelingetjes kan ik niet veel doen door gebrek aan energie. We besluiten dan ook onze plannen om na Pathein nog door te gaan naar het stand te laten voor wat ze zijn en terug naar Yangon te keren. Terwijl we op de bus wachten komt een oude man naast ons zitten. Hij heet Thomas, althans dat is de naam die de missionarissen hem gegeven hebben, en hij spreekt fantastisch Engels. In perfect Engels verontschuldigd hij zichzelf voor zn zogenaamd slechte Engels en het blijkt wel weer dat zij die wat ouder zijn en de tijd van de Britse overheersing nog meegemaakt hebben, heel veel beter Engels spreken dan de huidige jeugd, die vaak bedroefend slecht Engels spreekt. Thomas is heel nieuwsgierig en wil van alles over ons en over Nederland weten. Hij nodigt ons uit om de volgende keer dat we naar Myanmar komen (yes yes yes I know you will, because you love my beautiful country) bij hem thuis te slapen. Het mag eigenlijk officieel niet, maar dat kan hem niks schelen. We zijn tenslotte vrienden nu...
Terug in Yangon probeer ik nog enigszins met extra slapen mezelf wat beter te voelen maar dan trek ik het echt niet meer. Ik houd al dagen niks binnen, heb geen energie meer, en kan mezelf nauwelijks nog naar de wc slepen. Ik bezoek een kliniek, en dan blijkt dat ik waarschijnlijk dysenterie heb opgelopen. Ik krijg een shot in mn arm om het ergste kotsen tegen te gaan, krijg een antibioticakuur mee, en zakjes klei die ik een paar keer per dag in moet nemen. Een paar dagen later ben ik er weer bovenop, en ik vraag me dan ook af waarom ik niet eerder medische hulp gezocht heb. Volgens mij ga ik het nooit leren. We brengen nog wat laatste dagen en avonden door met onze vrienden in Yangon en dan moeten we dit fantastische land helaas verlaten... met pijn in mn hart, want ik kan niet anders dan zeggen dat ik de tijd van mn leven heb gehad. Myanmar is een prachtig traditioneel land waar de liefste en meest bijzondere mensen ter wereld leven, en ik ben zo blij dat ik een maand in hun gezelschap heb mogen verkeren. Ik kom hier zeker weer terug!
Op het moment zit ik weer in Bangkok, en heb ik mn cultuurshock na Myanmar alweer enigszins verwerkt: Ladyboys, hilltribe-verkopers met kwakende houten kikkers, prostituees, dronken toeristen met vers gezette tattoos... Terug in Thailand. Terug in de zogenaamde beschaving. Ik kan niet wachten tot ik weg kan uit dit shithole, maar helaas moet ik een week wachten op goedkeuring van de Indiase ambassade. Ik heb namelijk heel wat snode plannen gemaakt en ben flink tickets aan het boeken geweest. Mn reisplannen voor de resterende vijf maanden zien er grofweg zo uit: Zodra ik mn visum voor India in handen heb vlucht ik naar Cambodia, waar ik me voor twee weken ga onderdompelen in de zwarte geschiedenis van de Khmer Rouge. Dan vlieg ik 10 oktober van Phnom Phen naar Colombo en ga ik drie weken heel veel thee drinken en kaneel eten in Sri Lanka. 30 oktober vlieg ik vervolgens van Colombo naar Chennai en heb ik zeven weken in Zuid-India, voordat ik 18 december van Mumbai naar Tehran zal vliegen. Na Iran heb ik nog geen vervolgtickets geboekt maar het plan voor nu is om over land naar Turkije te reizen, en dan verder naar Syrie, Lebanon en Jordanie en om dan uiteindelijk eind februari vanuit Israel weer terug naar Nederland te vliegen. Nog vijf maanden...
Buckets Mekong bocht
´Bocht is a Dutch word for drinkable stuff of inferior quality´
Het is alweer drie weken terug dat ik mijn laatste blog schreef en in de tussentijd is er alweer zoveel gebeurd dat het goed ook drie maanden hadden kunnen zijn. Ik heb in de tussentijd alweer
afscheid genomen van Char en Suuz, ik ben naar Laos geweest, en ik heb gister mijn oude vadertje opgehaald van Bangkok Airport en we hebben onze eerste avond pilzen op Kaoh San Road ook al
overleefd. Aangezien we over een uur of twee onze vlucht naar Yangon (Myanmar) moeten halen, zal ik voor de verandering eens een kort en steekwoordelijk overicht geven.
Bangkok : Drie weken terug lieten Charlotte, Suuz en ik feesteiland Koh Phangan achter ons en vertrokken we naar het noorden voor wat cultuur. Via Surat Thani zijn we naar Bangkok afgereisd, waar we in een dag heel de stad hebben proberen te zien. We laten ons helemaal gaan op de Chatuchak weekend market (en ja die slalepels gemaakt uit kokosnoothout heb ik ECHT nodig!), bezoeken Wat Pho, en om ons bezoek aan Bangkok compleet te maken brengen we een nachtelijk bezoek aan Patpong waar we zien hoe dikke, bezweette, oude, Westerse mannen met rood aangelopen hoofden voor een prikkie het gezelschap van een veel te jonge, veel te mooie Thaise dame kopen. Allround cultuur snuiven dus.
Ayuthaya en Sukhotai : Beide oude hoofdsteden van voormalig Siam, momenteel Thailand. Beide steden zijn getransformeerd tot Historical Parcs, en de ruines van de tempels trekken hele hordes bezoekers. Ayuthaya is voor een groot deel verwoest door het Burmese leger, en voornamelijk Buddhabeelden hebben het onderspit gedolven. Overal liggen delen van de arme man verspreid over het terrein. Zn zittende onderlichamen zitten vaak nog op de originele plaatsen, maar de armen lagen er vaak naast en voor de hoofden was vaak een aparte verzamelplek gecreeerd. De tempels van beide parken liggen vrij verspreid over een uitgestrekt terrein dus we hebben voor het bezoek fietsen gehuurd om zoveel mogelijk tempels te kunnen zien. Alledrie waren we het er over eens dat de ruines van Ayuthaya indrukwekkender waren dan die van Sukhotai, misschien wel omdat het beeld van Sukhotai duidelijk maakt hoe Ayuthaya er ooit uitgezien moet hebben, en de impact van alle verwoesting ineens zo duidelijk zichtbaar was (zie foto's Thailand).
Chang Mai : Na Sukhotai zijn we naar de hoofdstad van het noorden getrokken. Chiang Mai is een heel interessant stadje, waar van alles te doen is. In de paar dagen dat we er waren hebben we dan ook heel wat gedaan. We hebben een dag een kookcursus gevolgd, waarbij we vijf gerechten hebben leren maken, waaronder het maken van je eigen currypasta. De cursus was supergeorganiseerd en met de medecursisten hebben we echt de grootste lol gehad. Verder zijn we nog naar een Thai boxwedstrijd gegaan (Muay Thai), waar we een internationale held uit New Zealand zichzelf knock-out hebben zien slaan, zijn we weer naar een avondmarkt gegaan (echt hoor, avondmarkten zijn iedere keer weer anders), hebben we weer mensen-gekeken in het red-light district van Chiang Mai waar we een interessante discussie hebben gehad met een Nederlandse 'wandelaar' die volhield dat dat ene meisje op die barkruk zijn vriendin was (welk meisje, die op die hakken en in dr hotpants die nu die andere man in zn nek kust?), en doen we nog wat beauty dingen, zoals het proberen van een fishspa, waarbij je met je voeten in een aquarium gaat zitten en honderden visjes de dode huidcellen van je voeten afzuigen. Het is inderdaad net zo smakelijk als het klinkt, en daarbij komt dat het praktisch onmogelijk is je voeten stil te houden want je wordt helemaal gek als er allemaal kleine visjes zichzelf vacuuum zuigen op je voeten. Wat mij betreft niet voor herhaling vatbaar. In Chiang Mai heb ik helaas ook afscheid moeten nemen van Charlotte en Suuz, die na een 3-4 weken samengereisd te hebben weer terug moesten naar Bangkok om terug naar Nederland te vliegen. Heel dubbel gevoel was dat; we hadden zo'n leuke tijd samen gehad en nu was ik ineens weer alleen. Ik besloot dan ook dat het tijd was wat te ondernemen en de volgende ochtend ben ik direct uit Chiang Mai vertrokken, richting Chiang Kong, tegen de grens met Laos.
Slowboat trip over de Mekong : Via Chiang Kong ben ik de Mekong overgestoken naar Laos, en na de immigration posts heb ik de slowboat gepakt die mij in twee dagen over de Mekong naar Luang Prabang zou brengen. Op de boot plaats ik mezelf op het achterdek, waar de stoelen relaxter waren en dat volledig leeg was wegens het storende geluid van de motor. Ik zit nog geen vijf minuten te genieten van mijn eigen compartementje, of een groep luidrustige Israeliers komt bij me zitten, evenals twee oude Australische mannen met hun jonge Thaise vriendinnetjes, twee Argentijnen en een Duitser. De Israeliers blijken heel aardig te zijn, de oude Aussies heel grappig, en de Argentijnen en Duitser gewoon, nou ja, gewoon jong, mannelijk en aantrekkelijk. Ik kan wel zeggen dat ik dus twee dagen van het uitzicht heb genoten. Ook de omgeving mocht er wezen hoor: mooie kliffen, rotsen, kinderen spelend aan de oevers, andere passerende boten. En uiteraard bleek dat wij in de leuke-mensen coupe zaten want het hele dek nam op een gegeven moment beurten om bij ons in de herrie te komen zitten. Het is een beetje zoals op alle boten: de saaie mensen zitten binnen, en de leuke mensen op het dek of op de railing. Ja het was een grote sociale happening, en na twee dagen toeren had ik vrienden gemaakt die ik tijdens mijn hele trip in Laos weer tegen zou komen op verschillende locaties. Wie ik het vaakst tegen het lijf zou lopen waren echter Claire en Steve, uit respectievelijk Engeland en Wales. Ze waren achter in de dertig en achter in de veertig en ze hadden elkaar een paar dagen eerder ontmoet in een hostel in Chaing Rai. Ik kwam ze voor het eerst tegen toen we met de boot aanlegden en we ergens moesten overnachten. Ik deelde een kamer met de Duitser, en zij zaten in de kamer naast ons. 's Avonds dronken we met zn vieren wat Beerlao's en hebben we het over de vervelendste dingen aan reizen. We komen erachter dat die er eigenlijk niet zijn, behalve dan het zo irritant is als je wat langer reist om continu dezelfde vragen te krijgen en dezelfde antwoorden te moeten geven. Steve en Claire zijn allebei al een jaar op weg, en ik bijna een half jaar en we waren alledrie op het punt dat je je gaat irriteren aan de vraag 'waar ben je tot dusver geweest en waar ga je nog naartoe', en we ontdekken dat we allemaal wel eens liegen hierover ('drie weken Thailand en dan naar huis'). Ook hebben we een andere frustratie gemeen, maar hiervoor bedenken we een spelletje wat we gaan spelen als we in Luang Prabang zijn: Shoot the monk. Het komt neer op het schieten van het mooiste plaatje van een monnik, zonder hem een camera recht in zn gezicht te werpen. We bespreken tactieken die we toe kunnen passen en spreken af dat we elkaar in Luang Prabang zullen zien om te kijken hoe ze uitpakken.
Luang Prabang : Na twee lange dagen op de slowboat komen we aan in dit mooie stadje. Ik deel een kamer met Zwitsers meisje, dat me in de komende vier dagen die ik met haar doorbreng onwijs gaat irriteren. Ze zucht heel wat af en klaagt over ALLES, over de koffie die te zoet is, internet die te traag is, olifantentrips die te duur zijn, tempels die entree vragen, en vooral over haar miserabele leven in het algemeen, zoals over haar vriendjes die haar altijd verlieten (ja heel gek, snap ik ook niet)... Bovendien heeft ze gestudeerd in de 'You-Es' en daardoor ook nog eens zo'n vreselijk aangeleerd Amerikaans accent. Ik zeg dan ook al gauw dat ik 'nogal op mezelf ben' en liefst dingen alleen doe, en zodoende hoef ik alleen 's avonds, wanneer ik een biertje wil drinken of gewoon een boek wil lezen, naar haar gezeur te luisteren. Ik vermaak me verder prima in Luang Prabang, met al zn tempels, watervallen, koffietentjes, avondmarkten, uitzichtpunten en massagestudios. Luang Prabang is een charmant en rustig stadje, wat deels komt door zijn registratie op de Wereld Erfgoed Lijst waardoor er weinig verkeer toegestaan is in het stadje. Bovendien heerst er in Laos een curfew, die voorschrijft dat iedereen voor middernacht thuis moet zijn. Er is dan ook niet echt een nachtleven, wat ik voor een paar dagen helemaal niet erg vind. Ik richt mezelf dan ook volledig op het ongemerkt najagen van monniken, en ik kom erachter dat dit beste werkt als je jezelf ergens neerzet, tegenover een witte muur, of met een mooie tempel op de achtergrond, en gewoon wacht tot er een horde monniken langs komt lopen. Je doet dan net of je de tempel aan het befotograferen bent, en tadaaaa, daar is je pitoresque plaatje. De ultieme gelegenheid hiervoor leek me wel de alms-giving-ceremony, waarbij monniken 's ochtends hun rijst ontvangen van locals die hun karma willen vergroten. Zo sta ik op een zekere ochtend om 5 uur op straat om dit te kunnen zien, en ik moet zeggen, ik ben best tevreden met het resultaat (zie foto's Laos).
Phonsavanh : Na Luang Prabang reis ik af naar Phonsavan, om de mysterieuze Plain of Jars te kunnen zien. Niet alleen leer ik dat eigenlijk niemand nog weet waar de Jars vandaan komen (het blijft een raadsel net als de Menhiers in Bretagne), maar ook dat Laos het meest gebombadeerde land ter wereld is, dat er nog steeds heel veel UXO (unexploded ordnance) te vinden is en dat daardoor nog dagelijk locals omkomen omdat ze ongemerkt een mijnenveld inlopen, dat laolao wiskey niet zo heel smerig is als ik dacht dat het zou zijn (now you drink more Laolao because you lonely (alleenreizende) woman, and more Laolao make you more happy happy), dat mensen hier een soort van levende krioelende larven eten en dat plassen tijdens een pitstop met de bus wegens de UXO heel anders uitpakken dan wanneer je makkelijk de bosjes in zou kunnen duiken.
Vang Vieng : In Phonsavan heb ik tijdens de trip naar de Plain of Jars een ouder echtpaar uit Australie ontmoet (Rick en Tanya) en een Indiasch meisje dat in Australie woonachtig is (Siana). Samen met hen vertrek ik naar Vang Vieng, waar we ons een paar dagen schaamteloos misdragen. Maar dan ook echt schaamteloos. Tanya en Rick hebben hun volwassen dochters thuisgelaten en Siana en ik worden een soort van adoptiedochters voor de dagen die we feestend doorbrengen. Relaxed dachten we, twee verantwoordelijke mensen, die over ons kunnen waken wanneer wij het zelf niet meer kunnen. Hoe had ik er meer naast kunnen zitten? Overal waar Siana en ik aankwamen (ofwel met de tube of te voet in barretjes) troffen we Rick en Tanya met een bucket of een biertje in hun hand, dansend, de rivier in swingend, met een nieuwe bucket, touwtrekkend of volleyballend in de modder, of net een nieuw biertje opentrekkend. Elke avond waren ze erbij als Siana en ik ons richting BucketBar of LimboBar begaven, en elke volgende ochtend als wij met een kater trillend een ontbijt naar binnen probeerden te schuiven, waren zij alweer uren, fris en al, op pad geweest. Wat een gouden koppel!
Vientiane : Na een paar dagen feesten en tuben in Vang Vieng pakten we de bus naar Vientiane, de hoofdstad van Laos. We delen een kamer met Oren, onze Israelische vriend, en de dagen in Vientiane brengen we vooral koffiedrinkend, slapend (tja de drank bleef nog een paar dagen in ons bloed nazeuren) en lezend door. Ook wel enigszins een must aangezien het maar bleef gieten. Na een week neem ik afscheid van mijn nieuwe 'zus' en Oren en ik spreek af dat ik Siana in november kom bezoeken in India, als zij bij haar familie in Mumbai is. Ik zat al een tijd met India in mn hoofd, en de keus is nu vrij simpel: Ik ga terug naar India, naar het zuiden dit keer.
Het is ondertussen de hoogste tijd om mn tas in te gaan pakken en de bus naar het vliegveld te nemen. Ik zal pas over een maand onze belevenissen in Myanmar kunnen beschrijven, gezien de censuur waaraan dit land onderhevig is. Ook zal ik waarschijnlijk niet kunnen reageren op emails aangezien hotmail ook geblokkeerd wordt, maar ik zal bij terugkomst in Thailand reageren op alles. Tot over een maand!
Shoes I stay or shoes I go?
Daar was ze dan eindelijk... Na lang gezocht te hebben tussen alle exotica uit het Midden Oosten kwam daar dan toch nog dat ene blonde meisje aangelopen. Het eerste wat Suus roept als ze me om de nek vliegt is dat ze zo blij is dat ze hier kraantjes hebben op de wc om je kont mee af te spoelen. Vet handig vindt ze dat voor als je een zweetreet hebt. Suus has arrived; de adelaar is gelandt. We kletsen een eeuwigheid bij en ik kom erachter dat ik zoveel gemist heb, en de wereld blijkbaar gewoon doorgaat terwijl ik weg ben. Vriendinnen hebben ineens nieuwe lievelings- (eten, kleuren, mensen, muziek....), er zijn nieuwe liefdes aangewonnen, oude relaties zijn uitgegaan, en mensen zijn ineens zwanger of hebben een kind gehad. Suus blijft met nieuwe schokkende feitjes komen en ik heb even nodig om bij te komen van al deze nieuwe informatie. Had ik dat nog niet gemaild dan? Nee!!! Nou dat is dus. Als de koffie op is vertrekken we richting Chinatown, naar hetzelfde crappy hostel als waar ik eerder al wat nachten had doorgebracht. Hoewel beiden kapot van het gebrek aan slaap gaan we toch nog naar de Petronas Towers, het hoofkwartier van Petronas, wat een beetje het Maleisische equivalent van Shell is. Qua architectuur passen deze twin towers, welke met elkaar verbonden zijn door een brug, best in het rijtje van de Eiffel Tower en het (voormalig) World Trade Center. Een mooi gezicht 's avonds, verlicht en al.
Aangezien ik al een overkill heb gehad aan Kuala Lumpur besluiten we de stad direct achter ons te laten en we vertrekken 's ochtends dan ook vroeg richting Taman Negara, het oudste regenwoud ter wereld, gelegen in het midden van het vasteland van Maleisie. We pakken de bus naar Kuala Temberling van waaruit we een long tail boot nemen die ons naar Kuala Tahan brengt. De tocht duurt 3 uur en brengt ons een aardig eind het regenwoud in. Onderweg stranden we op een zandbank en hebben we nog in de rivier moeten springen om de boot weer aan te duwen, aangezien die stink-Italianen te beroerd waren hun merkoverhemden nat te maken. In Kuala Tahan (het hoofddorp) aangekomen nemen we een lodge die we delen met de grootste sprinkhanen, gekko's, hagedissen en spinnen die ik ooit heb gezien - alsof we in de film Antz zijn beland. De volgende ochtend varen we naar de overkant van de rivier en maken we op eigen houtje een jungletocht. Er is een canopywalk uitgezet waardoor je door de toppen van het regenwoud kunt lopen over een touwbrug. We slingeren wat aan lianen, oefenen onze Tarzankreet, zoeken panda's in bamboestruiken, en proberen de telefoonboom uit - niemand reageert. Terug in Kuala Tahan lunchen we in een van de floating restaurants, en beland mijn fried rice per ongeluk op de tafel van een andere groep mensen. Als de mannen mijn rijst terug komen brengen raken we aan de praat en blijkt dat het een Maleisische filmploeg is die in opdracht van National Geographic een documentaire aan het maken is over het roepen van dieren via een speciale klop op de grond. Of wij misschien mee willen als ze de volgende dag gaan filmen. Hell yeah! We spreken af voor de volgende ochtend en bedenken waar we een fancy camouflage pakje kunnen kopen... Ook oefenen we vast onze klop-skills. 's Avonds bezoeken we de Orang Asli settlement, een stam waarvan de mensen een nomadisch bestaan leiden, en welke nog zeer primitief leven. Zo krijgen we een demonstratie van hoe ze vuur maken met hout en riet en hoe ze met pijl en boog schieten. Het vuur maken lukte niet zo en eigenlijk was het kleine Nederlandse meisje dat met de tour mee was beter in het raken van de teddybeer dan de Orang Asli mannen. Ik mag hopen dat deze stam voor hun overleving niet volledig afhankelijk is van het vangen van wild, want dat wordt nog wat als er een hert geschoten moet worden, die niet aan punaises vastgepind zit aan de muur maar snel wegschiet. En dan moet dat beest ook nog bereid worden, op vuur wat niet aangemaak kan worden. Oh God! Maar gelukkig zie ik in mijn ooghoeken dat oma in haar rieten hutje stiekem een aansteker uit haar zak haalt en snel, zonder dat iemand het ziet, haar peuk aansteekt. De kinderen lopen in hun blote billen rond met een klein lapje ervoor maar even verderop zie ik spijkerbroeken aan een waslijn hangen evenals spiderman t-shirts. Daaronder liggen lege chipszakken en blikjes (sardientjes? Zwemmen deze niet gewoon in de naastgelegen rivier?) We laten deze primitieve bedoeling achter ons en keren terug naar de beschaving. De volgende ochtend ontbijten we met de National Geographic crew en wachten we op de ‘klopper'. Als hij er een paar uur later nog niet is geven we het op. De baas van de ploeg, dr. Megat (professor in broadcasting aan KL university), vermoed dat de man te verlegen is om op tv te komen, maar is toch een beetje pissig aangezien dit weer een dag extra filmen kost. We vertellen hem dat wij de hele avond hebben geoefend met kloppen en dat wij best willen figureren, en ik geloof dat hij onze klop best goed vond, maar toch niet helemaal perfect. Jammer, het was zo mooi geweest. Dan gaan we maar zelf op pad. We hebben gehoord van een hide (observatorium) in de jungle waar je kan blijven slapen en de nachtdieren kunt observeren. We slaan genoeg eten en water in en gaan op pad naar Bunbun Cesar Anjali. Het was een heel eind lopen en even voor de hide moest er een rivier overgestoken worden. Aangezien er nogal een stroming in het water is en de dag ervoor nog iemand verdronken was, mochten we alleen oversteken als het water niet hoger dan onze knieen kwam. We informeren van tevoren bij de headquarters wat het waterpeil van de rivier is, en bij diens goedkeuring gaan we op pad. Als we na een paar uur gelopen te hebben dan eindelijk bij de rivier aankomen, blijkt dat hij onwijs breed is. Susan maakt een proefoversteek, zonder onze bagage, maar is halverwege al tot boven de borst nat. De stroming is sterk en het is moeilijk evenwicht te bewaren. Het is gewoon te link en dan hebben we ook nog bagage dat echt niet nat mag worden. Shit, we hebben uren gelopen en kunnen niet meer terug nu, maar oversteken zit er ook niet echt in. Ik probeer het ook nog eens, want we hebben geen andere keus, en net als ik tot mijn middel in de rivier sta komen er two longtail boten aan, met enorme uitstekende camera's en telelenzen die opslaan hoe ik mijn evenwicht probeer te bewaren. Het zijn onze vrienden van National Geographic, die me uitlachen omdat ik mezelf maar nauwelijks overeind kan houden, en Suus als een aangespoelde vis op een steen ligt te drogen. Zou ik dan toch nog in hun documentaire verwerkt worden? Als exotisch paars met blauw dier dat half in het water leeft en dat whoawhoaaaaawhoooo geluiden als lokroep heeft? We kunnen instappen en ze brengen ons naar de overkant, terwijl ze zelf verder gaan om een eindje verderop te filmen. We hebben nu onze zinnen gezet op de hide, dus we blijven achter. We wassen ons nog even in de rivier want het is best zweten hier, en lopen dan door naar het observatorium, in afwachting of er nog andere spotters zullen arriveren vandaag. Er komt niemand meer en we zijn helemaal alleen, diep in de jungle. We slapen op een houten vlonder onder onze klamboes en de hele nacht doen we geen oog dicht. Als ik me omdraai op zoek naar een houding waarbij niet al mn botten zeer doen schiet Suus rechtovereind en fluistert Wat was dat? Sssssst, ik hoor een beest... Wat was dat? Dat was ik, ga nou maar weer slapen. Totdat Suus zich omdraait, er een vrucht uit een boom valt, of een aap langslingert, en het mijn beurt is om paranoide te worden. Suus er komt iemand binnen volgens mij.. Wat was dat? We zijn blij als het licht wordt en we op kunnen staan en uit deze hut kunnen vertrekken. We ontbijten met koekjes en chips en gaan op pad. We zouden een shortcut kunnen nemen en dan veel sneller terug kunnen zijn in Kuala Tahan, terug in de bewoonde wereld. Maar deze shortcut was al in geen eeuwigheid belopen volgens mij en we moeten ons af en toe echt een weg slaan door de bladeren en wortels. Dan voel ik ineens iets in mijn sok. Whaaaaa, een bloedzuiger, die zich blijkbaar al een hele tijd tegoed heeft gedaan aan mijn bloed. Suus, de leech-buster, gaat dat beest te lijf met haar fles Deet en hij verschrompelt direct en valt van mijn been. Een paar minuten later zit er weer een, en dan weer een en weer een... Ik voel ze ineens overal en wordt echt helemaal gek. Gek genoeg hebben ze het alleen op mij voorzien en heeft Suus er geen een op zich gehad. We lopen verder en verder en het drinkwater is op een gegeven moment op. We kunnen geen pad meer vinden en vragen ons af waar we verkeerd zijn gelopen. We kunnen niet doorlopen, want dan raken we steeds dieper het regenwoud in. We moeten terug, maar terug betekent dat we weer bij de rivier aankomen en die konden we ook niet over, zeker niet aangezien het die nacht heel hard geregend had. Ik glij op een gegeven moment uit en val met mn hand in een stekelplant en voel direct dat mn hand verlamd. Shit, ik voel het gif steeds verder verspreiden en niet alleen mn hand maar ook mn arm raakt nu verdoofd. Ik denk ineens aan de Orang Asli die hun pijlen in uit planten geextraheerd gif dopen om hun targets te verlammen, en de paniek slaat een beetje toe. Zo snel als we kunnen lopen we terug naar de rivier, waar niet heel veel later een boot voorbij komt. We roepen de bootjongen dat hij 50 Ringit (al ons geld) kan hebben als hij ons maar terug kan brengen naar Kuala Tahan. We komen onder de modder aan en iedereen kijkt ons aan alsof we gek zijn als we zeggen dat we zonder gids die jungletocht hebben gemaakt. Ik probeer de splinters uit mn hand te peuteren maar ze zitten onder mn huid en ik krijg ze er niet uit. Nog steeds heb ik geen gevoel in mn hand. Aan het eind van de middag verlaten we dit met bloedzuiger-geinfecteerde-bos en vertekken we naar Jerantut.
De volgende ochtend laten we Jerantut weer achter ons en pakken we de bus naar de Cameron Highlands. Het is een verademing om vanuit de klamme jungle in de hooglanden aan te komen, waar het aangenaam koel is. Als Suus iets voor haar keel nodig heeft besluit ik de apotheker ook maar te vragen even naar mijn hand te kijken, en te vragen of hij misschien trekzalf heeft. Als ik hem vertel wat er gebeurd is kijkt hij een beetje verontrust en zegt hij dat ‘zij in Maleisie dit proberen te vermijden', aangezien die plant erg giftig is. Ja alsof ik er express in gegrepen heb. Hij pakt een vergrootglas en een naald (ja hij was steriel verpakt) en peutert langzaam maar zeker het merendeel van de doornen eruit. De rest zou vanzelf wel verdwijnen want het was organisch. Ik ben helemaal blij want het doet meteen een stuk minder zeer en de man vraagt helemaal niks voor deze service. Alleen dat ik in het vervolg wat beter op mezelf pas. Wat een vriendelijkheid! 's Avonds lees ik nog wat in mijn boek over de geschiedenis van Myanmar (voormalig Burma) en zoek ik wat op over plaatsen die ik wil bezoeken als ik hier volgende maand heen ga. Dan open ik mijn mail en lees ik dat mijn vader een rugzak heeft gekocht en een ticket geboekt heeft. Hij gaat een maand met me meereizen en wel naar Myanmar! Yes!! Super! De volgende dag gaan we een eind wandelen door de heuvels en bezoeken we een strawberry farm, waar de Cameron Highlands bekend om zijn. Waar je ook kijkt, overal zie je kassen vol aardbeien waar je zelf een mandje kunt pakken en tegen betaling kunt plukken. En het allerergste is, je kunt er alles verkrijgen dat gemaakt is van aardbeien: aardbeien muffins, pannenkoeken, sapjes, shakes, aardbeienijs, aardbeien met slagroom en dan heb ik het nog niet eens gehad over de winkel waar je aardbei-souvenirs kunt kopen, en foto's van jezelf in een reuze-aardbei kunt maken. Heel fout maar heel leuk. 's Avonds eten we als avondeten de belachelijke hoeveelheid aardbeien op die we zelf geplukt hebben, hmmmmmm....
Vanuit Cameron Highlands proberen we zover mogelijk te komen in Thailand, want Char is ondertussen in Bangkok aangekomen en over twee dagen moeten we in Krabi zijn om haar te meeten. Bij de grens aangekomen blijkt dat we maar voor 15 dagen een visum krijgen, aangezien we over land aankomen. Ik vlieg pas over 35 dagen vanuit Bangkok naar Myanmar, en ook Suus heeft minstens 21 dagen nodig. Ik probeer vanalles maar de man geeft niet toe. Shit. Hij zegt dat we maar gewoon een visa-run (grens oversteken en weer terug het land in komen om opnieuw een 15 dagen visum te krijgen) moeten doen tegen die tijd, maar aangezien je voor Laos, Cambodia en Myanmar een visum nodig hebt, kan het daar niet en Maleisie is te ver weg aangezien we tegen die tijd in Noord Thailand zullen zitten. Shit shit shit. In Krabi betalen we uiteindelijk 2000 baht (45 euro) om 7 dagen langer te kunnen verblijven, en ik besluit dat ik tegen het verlopen van mijn visum Thailand verruil voor Laos. De ochtend dat Char aan zou komen in Krabi gaan Suus en ik nog zee kayaken en toen we terugkwamen in ons hostel kwam Charlotte toevallig ook net aan. Wat een timing! We drinken een biertje op ons wederzien en maken een grove reisplanning voor de eerste paar dagen. De volgende dag vertrekken we met zn drieen naar Koh Lanta, een eilandje aan de weskust van Thailand, waar we een supermooie hut nemen in de Kantiang Bay. Aangezien we direct aan het strand zitten is het slechts een kwestie van kleren uit, bikina aan en bakken maar. Heerlijk. De avonden brengen we door in de aan het strand gelegen Why Not Bar, waar we ´genieten´ van live muziek terwijl we onszelf laten bedienen door aan de lopende band cocktails te bestellen. Ja ja het is een waar genoegen te luisteren naar ver-Thaisde liedjes als shoes I stay or shoes I go, snoksnoksnokkie on a heavens door, en there´s nothing Swiss about me (die vol overtuiging en met de ogen dicht gezongen worden), terwijl ik in de verte een mooie Thai met ontbloot bovenlichaam en rastakapsel tekeer zie gaan om ons een variatie aan (Multiple) Orgasms, Sex on the Beach en Love Juices te bezorgen. Vooral als we zagen dat Rastaman achter de bar stond, die met zn ogen dicht op het ritme van de muziek stond te shaken als een malle, dronken we snel door, zodat hij maar weer nieuwe voor ons kon maken. Ajajaj, ik geloof dat ik nog nooit zoveel cocktails op heb als op Koh Lanta. Helaas is het regenseizoen aangebroken en werden onze bruiningsschema's hardnekkig om zeep geholpen. Het verhaal had zo mooi kunnen zijn: overdag lekker bakken en 's avonds cocktails drinken en gelukzalig concluderen dat we toch maar weer lekker bijgekleurd zijn. Nee, twee hele dagen brengen we door in en voor onze hut, boeken lezend en slapend. Op zich ook wel lekker. Maar toen ontdekten we de massagesalon om de hoek. En hier begon onze verslaving. Char en ik gaan als eerste voor de Thaise massage; we zijn tenslotte in Thailand. Twee lief uitziende kleine Thaise dametjes groeten ons en in volle afwachting van een heerlijk ontspannen massage gaan we naast elkaar op de massagetafel liggen. Het begon nog als een lekker stevige massage maar voor ik het weet klimt ze op mn rug en knijpt ze met haar kleine tengeltjes hard in mn spieren, duwt ze haar voeten in mn rug en in mn lies en drukt ze met haar vingers op de zogenaamde knelpunten. Ahhhh wat een marteling! Als ik op een gegeven moment mn hoofd durf op te lichten zie ik dat ook Char een klein mensje op haar rug heeft zitten/staan. Nooit eerder had ik zoiets meegemaakt dus ik wilde ook geen mietje zijn, en toegeven dat het pijn deed, maar .... HET DEED ZO'N PIJN! Ik heb de blauwe plekken nu nog op mn benen staan, maar gek genoeg voelde ik me achteraf wel echt kiplekker, en ik ben momenteel moed aan het verzamelen om dit nog een keer te doen. Beetje sado masochistisch wellicht, maar ik ben overtuigd dat het ergens goed voor moet zijn. Ik ben er nog een keer teruggegaan en ditmaal zijn Char en ik voor de body scrub gegaan, terwijl Suus voor de aroma massage ging. Leek ons goed voor de optimale bruining, mocht het ooit nog eens ophouden met regenen en het zover zou komen dat we daadwerkelijk op het strand konden gaan liggen. Naderhand waren we zacht als babietjes en klaar voor het strand van Koh Phangan, want dit zou onze volgende bestemming worden. De volgende ochtend vertrokken we naar de oostkust om vanuit Don Sak de boot naar Koh Phangan te nemen. Het was bijna volle maan en dat betekent dat alle backpackers uit Azie zich verzamelen en zich en masse begeven richting dit eiland voor het befaamde full moon party op Hat Rin beach. Bij de pier aangekomen zien we de enorme menigte die zich probeert op een ferry te proppen om de drie uur durende oversteek over de Golf van Thailand te maken, en we denken nog 'wat een debielen dat ze zich nog op die al overvolle boot proberen te wurmen'. Maar dan wordt de rij korter en korter, de boot voller en voller en dan blijkt dat zelfs wij er nog bij gepropt worden. Gekkenhuis! Er is geen plaats meer binnen dus moeten we onszelf in het gangpad aan de railing vasthouden en zorgen dat we niet overboord slaan. De tocht duurt lang, en terwijl de zon allang onder is, wordt de zee steeds wilder. Voor op het schip liggen er een paar dronken Australiers boegbeeld te spelen en ik vrees voor hun leven terwijl ze zich steviger vasthouden aan hun blikjes Chang dan aan de railing. Af en toe horen we kreten van afschuw als een van hen weer eens overboord probeert te kotsen maar dit blijkbaar niet helemaal gelukt is. Als we aankomen worden we opgewacht door hordes mensen die proberen ons mee te nemen naar hun lodge, maar wegens de full moon drukte hebben wij wijselijk een kamer gereserveerd en worden we opgehaald door Yupa, die ons naar haar fantastische resort in Hat Yao brengt. Resort ja. Met zwembad. En palmbomen. En uitzicht op zee. Voor nog geen zeven euro per persoon. Ik denk dat dit, voor een plek op aarde, niet veel onrecht doet aan de term paradijs. De volgende ochtend kunnen we dan eindelijk onze sarongs uitleggen op het strand voor een uitgebreid potje bruinen. Eindelijk! Ik ben ietwat overmoedig en verbrand waardoor ik de volgende dag praktisch geen zon meer kan verdragen. Balen. Dus huur ik maar een scootertje om wat over het eiland te touren. Char en Suus zijn een dagje naar Marine Park, wat buiten mijn budget ligt, dus ik heb heel de dag voor mezelf. Ik ga al vroeg op pad, en verken al rijdende heel het eiland. Ik ga wat strandjes af, bezoek watervallen, tempels en kloosters maar ben vooral heel lekker aan het rijden. Sinds Bali ben ik verliefd op brommeren, en ik neem mezelf voor dit voortaan op elk eiland te doen. Of misschien wel gewoon overal waar geen politie is. 's Avonds maken we ons klaar voor de full moon party, maar op het laatste moment besluit ik toch maar niet mee te gaan. Ik ben een week geleden met lariam gestart en sindsdien heb ik ontzettende buikpijn, nacht- en dagmerries, en valt mn haar uit. Maar het zou ook kunnen dat mijn favoriete parasiet zich weer in mn buik genesteld heeft. Vooral mn buikpijn maakt dus dat ik nu niet aan de andere kant van het eiland wil zitten, feesten tot diep in de nacht, zonder de mogelijkheid terug te gaan wanneer ik echt niet lekker wordt. Ik vindt het rot om niet mee te kunnen, vooral omdat ik zo nodig naar Koh Phangan wilde om te gaan fullmoonen en nu moet ik het voorbij laten gaan. De volgende ochtend komen Suus en Char om half zeven terug, en de alcohol lucht slaat me om de oren, evenals de verhalen over de gebeurtenissen op het strand. Ik heb duidelijk wat gemist en baal dat ik er niet bij kon zijn. Het is niet anders, en terwijl zij hun kater uitslapen lig ik een laatste dag te bruinen aan het zwembad voordat we morgen het eiland zullen inruilen voor de reis naar Bangkok. Ik heb er wat voor over moeten hebben maar het resultaat mag er wezen: ik ben best bruin geworden. Of eigenlijk rood, maar rood wordt bruin denk ik dan maar optimistisch.
Morgen op naar Bangkok dus, om van daaruit verder te reizen naar het noorden van Thailand. Op naar Chaing Mai, naar de hill tribes, de Thai box wedstrijden en de nachtmarkten...
The motorcycle diaries
Het is 3 uur ’s nachts en ik ben zojuist aangekomen op
Kuala Lumpur Airport, terug van mijn weekje Bali. Er rijden geen bussen meer en ik moet morgenmiddag weer hier zijn om Suus op te halen dus ik besluit mezelf maar te installeren op een van de
bankjes hier. Aan de ene kant positioneer ik de trolley met mn rugzak, aan de andere kant mn kleine rugzak, lakenzakje erbij voor als het koud wordt, en een rol koekjes als midnight snack. Heh,
lekker knus zo... Aangezien ik van Bali vertrokken ben met nog wat natte was, heb ik die ook maar even uitgehangen om mn trolley, en ik moet zeggen, die onderbroeken voegen best wel wat toe aan de
feestvreugde. Goed, schrijven dan maar, want slapen gaat toch niet lukken...
Singapore
De laatste keer dat ik van me liet horen stond ik op
het punt terug te gaan naar Singapore om Nico weg te brengen. We komen aan in Kampong Glam, het Arabische district van Singapore, wat zich laat zien door de vele moskeen die om de zoveel tijd
oproepen tot gebed. Kampong Glam staat bekend om de Masjid Sultan, zogezegd de grootste moskee van Singapore. Met zn grote gouden koepel, en omgeven door palmbomen mag hij er dan ook best wezen. We
verblijven 1 nacht in deze buurt, in een veel te duur hostel, waar zelfs de dorms onbetaalbaar zijn. Ja, een verblijf in Singapore voel je direct in de portomonnee. ’s Avonds eten we voor de
laatste keer bij... heel verrassend, de Indier. We kletsen wat met het personeel over India, vooral over Varanasi waar de meesten vandaan bleken te komen, en er werd zelfs iemand gebeld die
vervolgens direct langs kwam om ook met ons te kunnen kletsen. Allemaal omdat we zo enthusiast over hun land waren. Wat waren ze vereerd! De volgende ochtend checken we direct uit want dit hostel
is onbetaalbaar voor een zwerver als ik, en gaan we op pad naar Little India. We wilden op tempeltocht maar het begon ontzettend te hozen waardoor we genoodzaakt waren de laatste uren samen in een
Indisch eettentje door te brengen. Als het ophoudt met regenen moet Nico dan ook haasten om nog op tijd richting vliegveld te komen en ik om Marleen te zoeken. Op de hoek van de straat nemen we
afscheid, en spreken we af dat hij als het even kan over een paar maanden me weer op komt zoeken.
Als ik aankom in het hostel dat Marleen voor ons
geregeld had ligt ze te slapen. Ik maak haar wakker (Marleeentjeeeeee!!!!!!!) en we kletsen bij over afgelopen 2 weken, en over de vervolg-reis-plannen. Bleek dat we op precies dezelfde
dag allebei naar Bali wilden vertrekken. Whaaaaaaa, dat meeeeeeeeeen je niet! Whoeiiii, waaaaaaaa, we gaan toeren, we gaan trippen, we gaan bakken op het strand, Bali here we come! Als
hysterische huisvrouwen roepen we naar elkaar hoe vet toevallig het wel niet is, alsof we allebei nooit eerder genoemd hebben dat we best wel eens naar Bali zouden kunnen gaan, en hoe gaaf dat we
nu samen kunnen gaan. We regelen dezelfde vlucht voor Marleen als die ik al geboekt had (toevallig!!!!!!!!!!! Zitten we ook nog eens op dezelfde vlucht?!) en besluiten dat we rustig moeten
blijven (whaaaaaa, we gaan naar Bali!!!) en ons eerst maar eens moesten richten op Singapore, wat vast ook een hele mooie stad/staat zou zijn. Hmmm, eerlijk gezegd kan Singapore me
gestolen worden, en ik hoef er niet zo nodig meer naar terug. Ik heb hier best een cultuurshock gehad, vooral op de momenten dat ik in de shoppingmalls rondliep (waarom doe je dat dan ook? Tja,
omdat Singapore een grote shoppingmall is!) waar snobbistische dames/wijven me aankeken alsof ik een stinkende backpacker was op slippers en een alibaba broek. Nou ben ik natuurlijk ook een
backpacker op slippers en heb ik ook een alibababroek aan, maar ik stink heus niet. Iedereen ruikt hier naar parfum, draagt designer kleding, mannen in pak, vrouwen op hoge hakken en
ultrakorte rokjes, en als je hier niet aan meedoet wordt je raar aangekeken. Ik voelde me redelijk misplaatst in het nette Singapore met zn fashion cultuur. Ook is alles vreselijk georganiseerd. De
metro’s, de stoplichten, de shoppingmalls, alles wordt je makkelijk gemaakt. Voor wie hiervan houdt is Singapore een makkelijke stad om te vertoeven, maar ik ben er niet van. Alle ‘ongemakken’ wat
reizen zn charme geeft, zijn hier voor je weggenomen. Ik heb het gevoel dat ik in Amsterdam ben, en daar was ik nou net niet naar op zoek.
De enige plek waar ik graag kwam en waar de mensen hartelijk waren was Little India. Ook met Marleen breng ik hier weer wat tijd door, en hebben we weer mooie gesprekken met geemigreerde Indiers. De Nepalese gewoonte van het eten met de handen ben ik nog niet verleerd en ondanks dat de locals het hier zelf ook doen zijn ze het niet gewend van een blanke meid. Een paar tafels verderop zitten twee zakenmannen te eten en die komen even speciaal zeggen dat ze al een tijdje naar ons zaten te kijken aangezien ze het zo geweldig vonden dat ik met de handen eet. Slik, even een momentje van reflectie... We zijn niet meer in Nepal Riem, je bent in Singapore, en niet overal is het gewoon met je handen te eten, je moet echt weer even terug naar de beschaving. Het leeven in Singapore heeft natuurlijk ook wel goede kanten. Zo is Singapore erg schoon. Overal in de stad staan prubbelbakken met daarop ‘Singapore clean’ en een bordje dat je eraan herinnert dat het gooien van afval op straat je een boete op kan leveren van 1000 dollar. Verder is Singapore echt een stad/staat dat nog volop in ontwikkeling is. Overal wordt gebouwd en wolkenkrabbers schieten als paddestoelen uit de grond. Kijk in een willekeurige richting en je ziet een hijskraan of een steiger. Bij het bouwen van de nieuwe complexen wordt veel aandacht besteed aan de architectuur van het gebouw en je ziet dan ook gebouwen in de gekste vormen. Ook zie je veel kunstwerken verspreid door de stad, voor mij een teken van ontwikkeling. En dit alles, wat maakt dat Singapore zich onderscheid van de andere landen in Azie, is bereikt in slechts zo’n 30 jaar tijd. Zo vernemen we van Ali, de eigenaar van het guesthouse waar Marleen en ik verblijven, dat hij zich nog een heel andere tijd kan herinneren, waarin Singapore op dezelfde ontwikkelingsladder stond als Thailand, Maleisie en Indonesie. Er is veel verandert zegt hij, en niet altijd is hij even blij geweest met alle veranderingen, maar over het algemeen is hij blij dat het zo goed gaat met zn land en dat zn dochter hierdoor kan studeren en een ‘Westers leven kan leiden’. De avond van de kwartfinale, waarin Nederland het tegen Brazilie op moest nemen, keken we in Little India. Ali had ons meegenomen naar een bar met een groot scherm buiten, en bij aankomst bleek dat er alleen maar mannen waren. Heel veel Indiase mannen. Niet alleen in en voor de bar bij het scherm, maar ook de hele straat zat vol, en zelfs aan de achterkant van het scherm zaten mannen in de hoop toch een soort schaduw van bewegende mannentjes te kunnen volgen. Het verbaasde ons dan ook niet dat er een luid gejuich klonk toen bleek dat wij mee wilden kijken en we werden overal uitgenodig te zitten. Uiteindelijk kozen we voor de ereplaats, en gingen we vooraan zitten naast een man die uit Sikkim (India) kwam, maar er eigenlijk meer utizag als Jack the Pirat. Maar dan de Braziliaanse versie... Van hem kregen we het eerste biertje, een Heineken, want Nederland speelde natuurlijk vanavond en haahahahaha, wij kwamen ook nog eens uit Nederland. Toevaaaaal!Ja Frits, wat dacht je anders dat wij hier kwamen doen? Toen kwam Ali aanzetten met een lading bier, en ondanks dat we hard bleven weigeren, vooral ook omdat Marleen geen bier drinkt en nu dus alles op mij aankwam, bleef het maar komen. De tafel kwam voller en voller en ik werkte me een slag in de rondte, maar het lukte me niet. Ik schaam me er een beetje voor, maar ik kreeg het gewoon niet allemaal op. Zo, dat is eruit.. De sfeer was erg gezellig, vooral ook omdat iedereen natuurlijk voor Brazilie was, en Aziatisch als ze zijn, hadden ze allemaal een hoop geld ingezet op Brazilie. Ik durf wel te zeggen dat gokken volkssport nummer een is hier. Wat een geld wordt er verbrasd hier met sportwedstrijden! Die twee blonde meisjes, ah schattig, ze zijn Nederlands, en oranje als ze zijn hopen ze echt dat Nederland gaat winnen, ahhhh... Ik vermoed dat we daarom zoveel bier kregen, omdat ze zichzelf al rijk rekenden met al het geld dat ze zouden gaan winnen wanneer Nederland verslagen zou worden. En toen gebeurde dat niet. Toen won Nederland gewoon. Degenen die het meeste geld hadden verloren waren het snelste weg, en Ali, Marleen en ik blijven enigszins alleen achter. Grinnikend.
Maleisie
Na de voetbalavond in Little India pakken we onze tassen en pakken we de bus naar Maleisie. ’s Avonds laat komen we aan in Kuala Lumpur, en we kunnen nog maar net een reservebed regelen. Alle budgetbedden zaten vol in Chinatown. We hebben een extra dag ingepland voordat we naar Bali vliegen en deze dag hebben we Fatima-dag gehouden. We hebben die dag niks anders gedaan dan moskeen bezocht en bekeken, en hierbij moesten we ons aan stricte kledingsvoorschriften houden. Lange broek aan, haar naar achter, hoofddoek om, en burka of jas eroverheen. Nou geen probleem hoor. De eerste moskee die we bezoeken is de Masjid Negara, ofwel de National Mosque. Het is een van de grootste moskeen van Zuid Oost Azie, en wordt overkoepeld door een groot blauw glazen dak. Hier ontmoeten we Fatima, vrijwilligster in de moskee die graag wat wilde vertellen over de Islam. Reuze interessant vond ik dat, maar op een gegeven moment wilden we wel een beetje wegkomen, maar dat is nog niet zo makkelijk als dat het misschien klinkt. Ze was zo passioneel over haar geloof, en zo was zo aardig dat we gewoon niet durfden te zeggen dat we eigenlijk nog wat meer wilden doen die dag, en uiteindelijk hebben we een uur erover gedaan. De volgende moskee waar we naar binnen gaan is de Masjid Jamek, een soort van openlucht ‘haal de tuin naar binnen’ moskee, waar palmbomen half naar binnen groeiden in de deur-en raamloze gebedsruimten. Wederom erg mooi! Onderweg komen we nog vele moskeen tegen, waarvan enkele hele mooie en bijzondere, maar ook eenvoudiger versies. ’s Avonds wilden we nog naar de Petronas Towers gaan maar het begon te hozen en we kozen ervoor op de kamer te blijven. Gelukkig maar want deze deelden we met Krisko, een Duitse punker die afgelopen half jaar in Jakarta gestudeerd heeft, en die later ook ‘toevallig’ op dezelfde dag naar Bali zou vertrekken en waar we nog heel wat gezellige momenten mee zouden gaan beleven. De volgende ochtend vertekken we vroeg naar het vliegveld want ... Bali, here we come!
Bali – Indonesie
Op Denpasar Airport aangekomen besluiten we ter plekke
dat de eerste bestemming Kuta gaat worden. Niet per se omdat wij nou van die onwijze partygangers zijn, maar omdat we de halve finale willen zien, en het hier tenminste zeker is dat die om half 3
s’ nachts nog uitgezonden wordt. Kuta is een kustplaats in het zuiden van Bali, en staat bekend om zn surfscene met bijbehorende nachtleven. Het functioneert als een soort van zwart gat voor mensen
die gevoelig zijn voor sex, drugs en rock en roll, en er zijn er dan ook die na twee maanden naar huis gaan en niks anders gezien hebben van het eiland dan Kuta. Kuta zuigt je op en laat je niet
meer gaan als je hier gevoelig voor bent. De stranden liggen vol met zongebruinde, betatooeerde lichamen die hun kater van de avond ervoor uitslapen en die voornamelijk aan Australiers toebehoren.
We vallen enigszins uit de toon met ons gebrek aan tatoos, maar geen paniek, op elke straathoek kan je er ‘voor een prikkie’ een laten zetten. Het is dus nog niet te laat. We kunnen er nog
bijhoren. Als we willen... We nemen een losmen, wat een soort van homestay is met open binnenplaats/tuin waar alle hutjes op uitkomen. Het is een prachtig dicht begroeide tuin waar
konijnen rondlopen zo groot dat je je Alice in Wonderland doet wanen. De hele dag door wordt er schoongemaakt, blad geraapt, en offers gebracht, wat gepaard gaat met het rijkelijk branden van
wierook. De hutjes waarin je slaapt doen denken aan tempeltjes en het lijkt dan ook alsof je in een groot dichtbegroeid tempelcomplex overnacht. Geweldig! Laten zullen we merken dat dit soort
homestays eerder regel dan uitzondering zijn, en het lijkt wel alsof je op heel Bali alleen maar in prachtige tempeltjes kunt overnachten. Hier komen we dan ook Philip en William tegen uit Zweden,
evenals Krisko, die we eerder in KL al ontmoet hadden. Ook Philip en William zijn opgeslokt in het zwarte gat dat Kuta heet, en zijn afgelopen vijf weken nog geen een keer Kuta uitgweest. Philip
zal de dag erna terug naar Zweden vertrekken en niks anders kunnen laten zien dan zn verlopen verdrugsde gezicht. Marleen en ik hebben heel lollig het idee opgevat om hem te fotoshoppen op al onze
foto’s, zodat hij aan zn familie kan laten zien dat hij ook heus wel een rijstveld, een tempeltje of een bananenboom gezien heeft. Geinig he?
Na twee dagen aan het strand gelegen te hebben laten we Kuta voor wat het is en ongetatoeerd als we (nog steeds) zijn pakken we de bemo naar Ubud, een plaats die bekend staat als de culturele hoofdstad van Bali. Ubud is verrassend rustig ten opzichte van Kuta, en ook worden we niet meer zo irritant door iedereen met ‘darling’ aangesproken. We zwerven wat door het stadje, bezoeken het monkey forest waar we zien hoe apen zonder opvoeding zomaar onschuldige toeristen beroven, hun broodjes oppeuzelen, en fotograafje spelen met de zojuist gejatte camera (gnagna kei mooi zolang ze ons maar met rust laten), en we regelen brommers bij een man die het niet erg vind dat ik ‘niet zo’n ervaren rijdster ben’ zodat we de volgende ochtend op roadtrip kunnen vertrekken. ’s Avonds gaan we naar een Kecak trance and fire show; een cultural dance performance die gepromoot werd als ‘men shitting in a circle and performing trance rituals’. Ondanks dat we enigszins teleurgesteld waren dat er niet in de ronde gescheten werd terwijl ze in trance waren, was het toch best indrukwekkend om te zien. Ik denk dat er wel 60 mannen voor ons op de grond zaten, in verschillende leeftijdscategorien, en ik vermoed dat de helft net van het rijstveld geplukt was om aan het ritueel deel te nemen. Allemaal maakten ze cha-cha-cha-cha-cha-cha-cha-cha geluiden, als op hol geslagen slangen, en wierpen ze hun armen gestrekt voor zich uit in de lucht, als gericht op een denkbeeldige geest die ze probeerden te verdrijven. Daaromheen werd er gedanst door vrouwen die het verhaal uit de Ramayana uitbeelden waarin Vanara Rama hielp te vechten tegen de slechterik Ravana. Aan het eind van het optreden werden er resten kokosbast in de fik gezet en een Balinese opa verkleed als paard (van Troje? Ik maar wachten tot er ridders uitkwamen springen om Ubud te veroveren...) liep op blote voeten door het vuur heen, om al dansend het vuur te doven. Leuk weer om dit mee te maken.
De volgende ochtend vertrekken we dus op onze
zogenaamde roadtrip. Omdat ik ‘nog niet zoveel rijervaring’ heb moet ik even een testritje maken in de straat. Ik rijd bijna een man aan, en denk dat ik het verknald heb, maar Nyoman zegt dat ik de
volgende keer iets sneller moet remmen, geeft me de helm en wenst ons veel plezier. Bijkomende complicerende factor is dat er in Bali links gereden wordt. Oh en dat er flink wat gaten in de weg
zitten, en dat de wegen overwegend (woordgrapje) van de haarspeldbochtige variant zijn. Maar Marleen en ik voelen ons heuse Che Quevara’s en we beelden ons in dat we net als Che maanden op weg gaan
op onze motoren. We slaan ‘proviant’ in en gaan op weg (met de armen wijduit gespreid sturend, alsof gezeten op Harley’s). Dat we er eerder uitzien als Bob en Annie de Rooij en dat een tocht door
Bali niet hetzelfde is als een tocht over het Zuid Amerikaanse continent maakt voor het verhaal even niet uit.
De eerste dag vertrekken we vroeg uit Ubud en gaan we
op weg naar Mengwi, waar we een bezoek brengen aan de Pura Taman Ayun, die ook wel bekend staat als de Royal Family Temple. Een enorm tempelcomplex waar je uren rond zou kunnen lopen, ware het niet
dat we een lange weg af te leggen hadden om die avond in Munduk te kunnen overnachten. Via Bedugul rijden we door naar Pura Ulun Danu, ofwel de Water Temple, eveneens een groot tempelcomplex en
gelegen aan een meer, met tempeltjes verspreid liggend in het mistige meer. Als we hier aankomen is er een ceremonie aan de gang, en aangezien we op dat moment nog niet weten dat er elke dag de
hele dag door een ceremonie plaatsvindt zijn we er erg van onder de indruk en blijven we er een tijdje hangen om alles mee te kunnen maken. Er wordt muziek gemaakt, er worden parasollen gedragen,
en manden op het hoofd worden rondgezeuld alsof ze allemaal op weg zijn naar de markt. Prachtig aangekleedde mannen en vrouwen in sarongs en bloemen in het haar brengen offers aan de goden door
kleine bakjes gemaakt van bladeren met daarin rijst, bloemen en nog wat meer gedroogde bladeren neer te leggen op speciale plekken waar de goden ze zouden kunnen vinden. Dit is overigens iets wat
niet alleen in de grote tempels plaatsvindt, maar ook gewoon in de huizen en tuinen van de locals aangezien elk huishouden wel een eigen tempeltje heeft. Als blijkt dat er aan de ceremonie geen
eind komt besluiten we toch door te gaan. Even voor we in Munduk aankomen passeren we een koffieplantage (Ngiring Ngewedang coffee plant) die lokaal geplukte en gebrande koffie verkoopt. Heerlijke
Balinese koffie! In Munduk aangekomen vinden we een heel schattige homestay (Homestay One), bij een man die het samen met zijn vader runt, terwijl zijn vrouw op Java woont omdat ze daan in de
Friese Vlag fabriek werkt. De mannen zijn erg hartelijk en verzorgen ons fantastisch, en ook het uitzicht over de rijstterrassen mag er wezen. ’s Avonds lopen we nog even naar de Munduk waterval,
de grootste van Bali, en op het moment dat wij er waren volledig verlaten. ’s Avonds praten we nog wat met de eigenaar van de homestay over Bali en over de Balinese Hindoe cultuur, en in hoeverre
deze verschilt van het Hindoe zijn in India en Nepal.
De ochtend van dag 2 staan we vroeg op want ook vandaag willen we een heel stuk afleggen, en via de noordkust bij Lovina rijden we door naar Danau Batur, ofwel het Batur Lake. We toeren door oneindige rijstvelden, door dichtbegroeid oerwoud, door apenbossen, en vooral ook door vele schattige dorpjes waar de Spaanse en Nederlandse vlaggen uithangen en die getuigen van een grote aanhang voetbalsupporters. We passeren Lovina, Singaraya, Penulisan, Kintimani en komen vervolgens uit in Penelokan, het dorpje dat bekend staat om zn geweldige ligging aan de voet van de Batur vulkaan. We rijden rondom Danau Batur, het meer dat onder de krater ligt, en waarvan de super vruchtbare oevers rijkelijk begroeid zijn met allerhande gewassen. We komen slakroppen, peperstruiken, rijstvelden, uien, tomaten en weet ik wat meer tegen en overal zijn de bewoners van de dorpjes druk bezig de velden te bewerken. Af en toe zien we een varken aan het spit voorbij gedragen komen of darmen uitgespoeld worden door een horde mannen. We horen over een zeker dorpje waar de bewoners nog heel traditioneel leven maar dat alleen ter boot bereikbaar zou zijn. Overal worden we tegengehouden en worden veer- en kanodiensten aangeboden tegen bespottelijk hoge prijzen en wordt er uit alle macht geprobeerd ons af te raden er heen proberen te rijden aangezien we toch niet verder zouden kunnen. Een van de mannen wilde ook heel nodig weten wat ik met Marleen deed. Of zij mijn vriendin was. Ik antwoorde hier ja op en hij schudde afkeurend zijn hoofd; het was toch echt wel veel beter als ik een jongen of man zou nemen... Ik lach en zeg dat we slechts vrienden zijn en verzin dat ik natuulijk een vriend heb maar dat hij thuis is en dat we volgend jaar gaan trouwen als hij genoeg geld heeft gespaard om de bruiloft te kunnen betalen. Er verschijnt een grote glimlach op zn gezicht, gelukkig maar, en hij begint te vertellen dat ik op Bali moet trouwen en dat hij de ceremonie gaat regelen en hoe en waar hij dat dan allemaal gaat doen. Ik beloof dat we dat zeker gaan doen en we rijden door. We wimpelen nog heel wat mannen af die ons proberen tegen te houden en dan komen we ineens aan in het geheimzinnige dorpje. Heel gek. Met de brommer. De bewoners waren erg verontwaardigd dat we met de brommer binnenkwamen rijden en ze waren eigenlijk helemaal niet aardig. We zijn dan ook redelijk snel omgekeerd om een plek te vinden om te slapen. Net voor donker kwamen we aan in Toya Bungkali, tevens aan het meer gelegen, en haasten ons richting restaurant waar we een vers gevangen tilapia uit het meer eten. Tijdens het eten komen we Nyoman en Nyoman tegen, twee jongens van rond de dertig, waar we vervolgens de hele avond niet meer vanaf zijn gekomen. Nyoman leest onze handen en beweert onze persoonlijkheid een beetje te kennen. Ik had een hele mooie rustige persoonlijkheid zegt hij en ik zou een fantastische moeder zijn. Marleen daarentegen zou dat absuluut niet kunnen zijn en ze is meer een typje dat in een bar zou werken. Haha, geweldig, Marleen was flink gepikeerd en ging er hard tegenin. Maar Nyoman hield voet bij stuk, Marleen moest niet zo aangevallen doen, er was niks aan te doen want het staat in haar hand en er was tenslotte niks mis mee in een bar te werken. Ik hield me er wijselijk buiten maar genoot stiekem van Marleens pissige hoofd en Nyoman die maar volhield er ook niks aan te kunnen doen dat het ‘nou eenmaal zo was’. Nyoman en Nyoman halen ons over om met de brommer naar een tempel te gaan waar op zaterdagavond altijd cockfights plaats vinden. Als we bij de tempel aankomen is het natuurlijk stikdonker en geen kip (of haan) te bekennen. Omdat we vermoeden dat ze misschien wel een ander soort van ‘cockfight’ zouden kunnen bedoelen kondigen we aan dat we maar weer eens terug moeten gaan. We stoppen onderweg bij een cafeetje waar vrienden van de heren zitten en waar we thee drinken en uiteindelijk wordt het dan toch nog gezellig. Er komt een gitaar bij, en dronken van de thee zingen we de hele avond uit volle borst mee. Nyoman doet hard zn best me te versieren en aan de andere kant van de tafel heeft andere Nyoman zn zinnen op Marleen gezet. Maar onder het motto Als de helm eenmaal afgezet is wordt er niet meer gereden bedanken we er maar voor. Veel te laat gaan we slapen en veel te laat worden we dan ook wakker de volgende ochtend.
De laatste dag van de toer moeten we helemaal terug
zien te komen naar Ubud aangezien ik de volgende ochtend terug moet vliegen naar Kuala Lumpur en omdat die avond de finale uitgezonden zou worden die we natuurlijk wel mee wilden maken. We bezoeken
Pura Besakih ofwel Mother Temple, de grootste tempel van Bali. Er zijn weer overal ceremonies aan de gang, en we spreken een aantal families over het hoe en waarom van de offeringen en hoe ze
uitgevoerd worden. En natuulijk mogen we foto’s maken van hen in hun prachtige ceremoniele gewaden. Stralend staan ze een potje te poseren voor ons, met de offermanden op hun hoofd. Prachtig om te
zien hoe trots ze zijn! Na Pura Besakih rijden we door naar Tirta Ganga, het waterpaleis dat voornamelijk mooi is om zijn tuinen. De tuinen waren zeker indrukwekkend met zijn vijvers en fonteinen
en bloemen en planten, maar nog mooier was de omgeving van Tirta Ganga. Het schijnt dat de mooiste rijstvelden van Bali in deze buurt te vinden zijn en dit fabeltje neem ik graag aan. Het water op
de terrassen reflecteert de zon en het groen van de rijstplanten is feller dan ik ooit eerder heb gezien. Ook hier weer liggen overal kruidnagelen, koffie en thee te drogen, en met de rijstvelden
op de achtergrond is het plaatje compleet. We moeten ondertussen flink voortmaken en zelfs als we Amed overslaan hopen we dat we voor donker aan kunnen komen in Ubud. Dan begint het ineens
ontzettend te gieten en we moeten verschillende keren schuilen omdat je echt geen hand voor ogen kon zien. En dat in haarspeldbochten en met kuilen in de weg levert gevaarlijke situaties op. Als
blijkt dat het niet ophoudt met regenen besluiten we dan toch maar, al zij het heel langzaam, terug te rijden naar Ubud. Totaal doordrenkt en in het stikdonker komen we in Ubud aan en zoeken we een
kamer. We slapen een aantal uren en zetten de wekker om 2 uur ’s nachts, zodat we om half 3 (Balinese tijd) in de bar kunnen zitten om de finale te zien. Nauwelijks in staat mn ogen open te houden
ben ik enigszins blij als het afgelopen is (verloren maar goed) en we om half 6 ’s ochtends eindelijk kunnen gaan slapen.
Onderweg zijn we flink wat politie tegengekomen en af en toe was ik dan ook een beetje nerveus of een van hen ophet idee gaat komen deze twee meiden aan te houden en te vragen naar hun rijbewijs. Gelukkig is dat er de hele trip niet van gekomen. We hebben de bare tocht overleefd, en besluiten dat we na dit avontuur wel klaar zijn voor het echte werk. Volgende keer Zuid amerika, van Argentinie naar Venezuela...
.........................................................................................................................................................................................
Ondertussen is het al 3 uur ’s middags en Suus dr vertraagde vlucht gaat zo landen. Ik heb in de tussentijd totaal niet geslapen maar zo wel mooi de tijd gehad wat te schrijven en ondertusen hebben heel wat leuke mensen mij gezelschap gehouden op mijn bankje en later aan mijn Starbucks tafeltje. Ik zie dat de vluchten uit Dubai, Kabul en Abu Dhabi geland zijn dus ik ga maar eens kijken of ik tussen alle zwart gesluierde dames en mannen in oliesjeik gewaden een klein blond meisje kan herkennen...
Liefs, Riemki
Ook bouwvakkers hebben af en toe bouwvak...
Het is ondertussen een dikke maand geleden sinds mijn laatste blog en hoewel ik al vele malen eerder had willen schrijven kwam het er steeds niet van. Ik zit ondertussen alweer in Maleisie, en het voelt een beetje raar om terug in de tijd te duiken en de afgelopen maand te beschrijven, maar omdat ditmijn laatste maand in Nepal waswil ik er toch nog wat over kwijt...
Nepal - laatste maand
Zoals ik in mijn vorige bericht al beschreef, ben ik sinds mijn ongelukkige exodus uit Dhading teruggekeerd naar Sankhu, om op Hamro Gaun aan het werk te gaan. Samen met Job ben ik afgelopen tijd in een heuse bouwvakker getransformeerd, zo‘n echte, inclusief bilspeet die met de dag meer zichtbaar werd, gutsend van het zweet en zo een die hardop boeren laat, want dat mag allemaal ‘in de bouw‘. De dagelijkse bezigheden bestonden onder andere uit het testen van de waterhamer, het afstellen en onderhouden van het rietfilter, het schoonmaken van de visvijvers, het repareren van wanden die na landslides door hevige regenval ingestort waren, het beplanten van hellingen om meer landslides te voorkomen, en kuilen graven om de boel een beetje te landscapen. Dit werk deed ik veelal met Job samen, en we voelden onszelf reuze stoer als we met een lage stem bouwtermen uitkraamden als kluiten, levelen, liften, afkanten, equalisen en kuilen. Het zou kunnen dat dit niet echte bouwtermen zijn maar dat we ze verzonnen hebben, maar maakt dat echt wat uit? Als Job het te druk had met wat meer werktuigbouwkundige zaken, waarbij ik zelfs niet eens meer kon vijnzen dat ik er verstand van had, hielp ik Sarmila en Balnanda mee met het maken van bricketten of Krishna en Uusa met het schillen van aardappelen, gaf ik excel/powerpoint uitleg aan Narayan, of sorteerde ik samen met Sarmila en de kinderen aardappels voor de verkoop. Aan het eind van de dag was er vaak ook nog wel tijd voor een potje volleybal of voor iets anders ontspannends. Maar soms waren we ook zo kapot van het werken dat er niks anders opzat dan terug te keren naar ons appartementje, een douche te nemen, en een kleine ‘verfrissing‘ te drinken. Want wie een kuil graaft voor een ander krijgt dorst, en zeker naarmate de dagen heter werden was het vaker regel dan uitzondering dat Job en ik ons richting dakterras begaven met een ijskoude in krantenpapier gerolde versnapering van de liquor store. Het was zelfs zo erg dat we ‘s ochtends vroeg, tijdens het graven van de spreekwoordelijke kuilen, al afspraken maakten over wie er als eerst mocht douchen en wie de inkopen zou doen. Op middagen dat we iets minder dorstig waren begaven Marleen en ik ons vaak richting het theehuisje aan het marktpleintje in Sankhu. Het theehuis wordt gerund door meneer en mevrouw Shrestha, samen met hun 7 dochters. Zeven dochters? Ja echt! Vanaf onze eerste thee die we er dronken was het al duidelijk dat we hier dagelijks terug zouden keren. Wat een lieve mensen en wat een mooie momenten hebben we gehad hier, zittend op het bankje, kletsend met moeder of een van de dochters. Vooral Sarmila was onze favoriete dochter. Ze was 22 jaar oud, studeerde, en had stiekem een vriendje. Elke dag rond dezelfde tijd kwam er een langharige jongen langs met de motor en een kannetje, zogenaamd om melk te kopen bij familie Shrestha. Hij gaf de kan af bij moeder, ging dan met een vriend thee drinken en vertrok weer na een half uur. Sarmila en hij waren heel onopvallend bezig elkaar hard te negeren en hier zagen we het al. Op een gegeven moment vroegen we haar of hij toevallig haar vriend was, en geschrokken ontkende ze dit. Een paar minuten later gaf ze toe dat hij al anderhalf jaar haar vriend was maar dat haar ouders er absoluut niks van mochten weten, en hoe wij in GODSNAAM konden weten dat hij daar voor haar kwam? Ze vertelde ons hoe moeilijk het was om in Nepal een vriendje te hebben en wat voor trucs ze allemaal wel niet ontwikkeld hadden om elkaar toch te kunnen blijven zien. En dan komt zij nog uit een semi modern gezin waarin elke dochter studeert of gestudeert heeft...
Op een vrije ochtend ben ik met Helga mee de berg op geweest voor een bezoek aan het klooster waar zij werkt. Ze geeft Engelse les aan jonge monnikjes en dit is heel wat minder makkelijk dan het klinkt, zo heb ik gemerkt. Terwijl Helga grammatica-les geeft en probeert uit te leggen wat het verschil is tussen walk en walks, liepen die kleine schattige boedistjes gewoon de klas in en uit, was er een de handstand aan het oefenen op zn gebedsmatje, zat een ander kongfuu kreten uit te kramen, en weer een ander lag te slapen op zn matje. Als Helga vertelde dat Miss very unhappy werd hierdoor, werd er gelachen en geroepen dat alles easy easy was. Het leek me op het eerste gezicht een mooie ervaring om op een werkplek als deze ingedeeld te zijn, maar bij het verlaten van het klooster dankte ik Boeddha op mn blote knietjes dat ik terug kon naar mn eigen lieve kindjes op Hamro Gaun. Maar voordat ik hier naar terugging besloot ik nog een stukje verder de berg op te lopen en een bezoek te brengen aan de Vajrayogini tempel. Onderweg naar de tempel ben ik getuige van diverse rituele slachtingen. Ik zie geiten en kippen aan touwtjes de ontelbare trappen opgetrokken worden, om boven bij de tempel voorgesteld te worden aan de goden, evenals dieren die de weg omhoog al gemaakt hebben en nu onthoofd en ont-orgaand worden (kippen), of zelfs al in stukken gesneden op het open vuur gebraden worden (geiten). Op sommige delen van de trap naar de tempel lijkt het dan ook of er een rode loper is uitgelegd, en ik vraag me af of deze stukken ooit geschrobt worden. Op de weg naar beneden wordt ik aangevallen door een horde apen als ik probeer mijn kokoskoekje uit zn verpakking te halen, maar gelukkig komen er al snel wat tegenliggers aan met nog meer eten en richten de apen zich op deze nieuwelingen en kan ik veilig wegkomen. Iiiiew, rotbeesten, ik houd echt niet van loslopende wilde apen. Waarom worden ZIJ niet geofferd aan de goden? Als ik weer aankom bij de plaats waar de geit in 3 delen op het vuur lag zie ik dat de restanten net afgespoeld en afgekoeld worden onder de watertap, en wordt ik uitgenodigd mee te eten. Ik mompel dat ik het superlief vind dat ze dat vragen maar dat ik vegetarisch ben, en dat ik dus moet bedanken. Het is dat ik afgelopen dagen buikklachten had, anders..... Bij het afdalen van de berg kijk ik uit over Sankhu en de rijstvelden en besef ik hoe mooi het hier is en hoeveel mooier alles is geworden in de tijd dat ik hier ben. In de anderhalve maand die ik in Sankhu doorgebracht heb zijn alle velden omgeploegd en omgetoverd in prachtig begroeide rijstvelden. Ahhhh Sankhu....
Mijn een-na-laatste weekend in Nepal heb ik in nagarkot doorgebracht. Ik werd meegevraagd door Ranjan, een Nepalese vriend van me, die al een tijdje liep te zeuren dat hij daar met mij heen wilde, om te laten zien hoe mooi het was, en welk stuk land hij wilde kopen. Uiteindelijk ben ik gezwicht voor de keiharde peer pressure en zijn we naar Nagarkot gereden. We zouden een middag rondwandelen, Himalaya-tje kijken als het uitzicht een beetje meezat, en terugkeren aan het eind van de dag, maar het was er ZOOOO mooi! Wauw, het was helder en ik kon echt de bergen zien! We besloten hier te overnachten en de volgende dag nog een stuk te wandelen. Aangezien Ranjan de website heeft ontworpen van een van de top hotels in Nagarkot konden we bij wijze van vriendendienstje hier overnachten. Wauw, wat een luxe, wat een weelde, met een balkon waar vandaan je rechtstreeks uitzicht had op de Himalaya. Ik voelde me enigszins misplaatst met al deze decadentie, met mn slippers en backpackje, maar goed, ik ben ook de lulligste niet. De volgende ochtend ontbijten we vroeg en gaan we op pad. We lopen een supermooie tocht via Tellkot naar Changa Narayan, een van de grootste en oudste Hindu tempels van nepal, van waar we uiteindelijk de bus weer terug pakken naar Kathmandu. Echt een superweekend, en ik ben blij dat ik me heb laten overhalen.
De dag voor mijn verjaardag zijn Hanna, Marleen en ik naar Barabise vertrokken om alsnog de bungeejump te maken die een maand daarvoor niet doorging bij gebrek aan een bungeemaster. De sprong is 160 meter diep en is hiermee de een-na-diepste ter wereld, en vind plaats vanaf een suspension bridge boven de Bote Khosi rivier... In Barabise aangekomen krijgen we uitgebreide instructies over hoe wel en niet te springen, worden we gewogen en vervolgens ingedeeld in groepen. Hanna zit in de lichte groep en Marleen en ik in de zware, evenals onze zojuist aangeschafte nieuwe vrienden David, Hamza, Shaffy en Barrath. Hanna springt als eerste en komt heel stoer terug om te vertellen dat het kick ass cool was, maar dat ze wel zeven kleuren scheet voordat ze de diepte indook. Maar goed, eerst lunchen. Er staat een all you can eat buffet voor ons klaar en zonder na te denken over de eventuele gevolgen die dit zou kunnen hebben, stouwen we ons lekker vol. Het eten krijgt nauwelijks de tijd te zakken of de tweede groep wordt de brug opgedreven, de brug wordt afgesloten en de eerste springer wordt naar voren geroepen. Ik hoop dat ik niet de eerste ben die moet springen en dat er eerst een paar voor mij gaan om wat ‘testsprongen‘ te maken, maar na 2 uur nam ik mijn woorden terug toen ik door begon te krijgen dat ik de laatste zou zijn die moest springen. Dammit. Het duurde zo lang dat ik nauwelijks zin meer had om te springen en alle zenuwen waren ondertussen wel verdwenen. De man met de camera die de dvd´s maakt vraagt me hoe ik me voel, en heel cool vertel ik dat ik Not nervous, steady as a rock ben, en ik laat mn niet trillende hand zien om te bewijzen dat ik echt de rust zelve ben. Mijn voeten worden ingesnoerd en aan elkaar vastgebonden, het elastiek wordt uitgelegd en ik moet mezelf naar het springplatform begeven. Walk like a pinguin, fly as a bird herhaalt de bungeemaster en ik denk yeah right whatever...Totdat ik daadwerkelijk met mn voeten over de rand sta, zwemles trauma´s naar boven komen (tenen over de rand, armen langs de oren, door de knien, en jezelf laten vallen), en de afgrond ineens heel diep lijkt. Heeeeeeel diep. FUCKING DIEP!!! Oh nee ik wil niet, en ik probeer me om te draaien en als een pinguin terug te waggelen en de bungeemaster vast te grijpen zodat ik niet alsnog de diepte indonder. Maar hij herinnert me aan mn stoere praat van een minuut eerder en ik draai me weer terug naar de afgrond. Ik sprijd mn armen, tel tot een-twee-drie, en ik duik de diepte in. Uit reflex knijp ik mn neus dicht, alsof ik het water induik, totdat ik besef dat dit echt heel achterlijk is en nergens op slaat en ik sprijd mn armen maar weer. Ik gil en gil en voel me vrij als een vogel. Wat een machtig gevoel! Joehoe ik ben een vogel, zie mij eens vliegen......Tot ik doorkrijg dat de zwaartekracht sterker is dan mijn beha, wat bekrachtigd wordt door een Marleen die beneden bij de rivier op een rots op me ligt te wachten, en die me Je tieten vallen eruit! toeroept. Ergens ben ik blij dat er niet van beneden af gefilmd wordt, maar toch, Marleen, Hamza, David, en Shaffy liggen beneden toe te kijken, evenals nog wat andere mensen die ik niet ken, dus wat te doen? Ik ben misselijk van de rukken die mn ingewanden krijgen van het op en neer bungelen, ik ben gedesorienteerd van de bewegingen en het op zn kop hangen, sta stijf van de adrenaline, en het enige waar ik mee bezig ben is Oh mijn god, hoe zorg ik dat mn tieten niet eruit vallen? Ik besluit ze maar gewoon vast te houden, wat er vast heel stom uit gezien heeft, maar beter dat dan een potje flashen. Eenmaal uitgebungeld krijg ik een lange bamboostok toegestoken die ik moet grijpen en die me naar de zijkant trekt waar ik op een tafel gelegd wordt en losgekoppeld wordt. Tijd om bij te komen is er niet want er moet nog een hele klim naar boven gemaakt worden, en aangezien ik de laatste was, moeten we nog snel zijn ook want het is laat en we moeten nog terug naar Kathmandu. Aaaaaaaah, wat een belevenis, wat een sensatie! En we leven nog :-)
Dertien juni was het zover: Na de sprong overleefd te hebben heb ik toch maar mooi 26 mogen worden. En Job twee dagen later 28. Tijdens het afscheidsetentje dat we hadden met alle vrijwilligers, kwamen er ineens twee taarten tevoorschijn, en begon iedereen te zingen. Aangezien dit een aantal dagen voor onze verjaardag was zagen we het totaal niet aankomen en waren we blij verrast dat iedereen het onthouden had. Job zn taart was versierd met de tekst Job de Bouwer en de mijne met De Gevallen Vrouw. Wellicht heeft mijn ongeluk van een maand eerder hier iets mee te maken. Oh, en ik kreeg hierbij een Kama Sutra boekje overigens. Zal wel iets te maken hebben met mijn voorliefde voor kunst. Maar dat terzijde.
De eerste wedstrijd van Nederland maak ik nog mee in nepal, en kijken we met zn allen in de Reaggae bar in Kathmandu. De hele dag besteden Hanna, Marieke en ik aan shoppen en ons hoofddoel is zoveel mogelijk oranje troep te scoren als maar mogelijk is. Elke aankoop wordt meteen aangetrokken of opgedaan en dit trok nogal wat aandacht. Als ontdekt wordt dat Nederland die avond speelt en dat wij uit dit fantastische land komen is het helemaal mooi. Nepalezen zijn dol op Nederland, en vooral op Nederlands voetbal. Rond 4 uur beginnen we met indrinken en om 5 uur begint de wedstrijd. Gekkenhuis! Die Nepalezen zijn zo mogelijk nog enthousiaster dan wij zelf! Misschien omdat ze 50.000 rupees per persoon ingezet hadden op Nederland? Mafkezen, dat is 500 euro, wat voor Nepaleze begrippen echt belachelijk veel is. Maar goed, het waren dan ook de club eigenaren, en bij elk punt dat gescoord werd werd er rijkelijk uitgedeeld door hen. Hoe de avond eindigde weet ik niet zo goed meer, maar als ik de foto's moet geloven die blijkbaar gemaakt zijn, was het echt onwijs gezellig!
Tja, en dan waren er natuurlijk ook nog de shitty momenten. Zo heb ik heel wat te verduren gehad met mijn gebit. Het implantaat dat een aantal maanden voor mijn vertrek geplaatst was in Nederland begon me te irriteren.Ik had veel pijn en kon al een tijdje nauwelijks meer vast voedsel eten. Ik ga naar de CIWEC clinic waar specialisten zitten op het gebied van implantologie en er worden meerdere rontgens gemaakt, er wordt een tweede specialist bijgehaald voor een second opinion, en wordt over en weer gemaild tussen mijn behandelaar in nederland en deze mannen in Nepal, en er wordt hardop gezucht en gekreund boven mijn gebit. Er wordt vermoed dat er een klein onderdeeltje wat los is gaan zitten waardoor de boel eronder is gaan ontsteken maar met een antibioticakuur zou dit allemaal wel over gaan en kan de boel schoongemnaakt en weer aangedraaid worden. Ik hoef er maar een paar keer voor terug te komen... Maar de antibiotica slaat niet aan en ik sterf nog steeds van de pijn. Er wordt een stuk van mijn tand afgeslepen want de tand komt eruit zetten en ik kan niet meer eten zonder dat mijn tand af kan breken, maar ook dit helpt niet. Mijn tandarts in nederland heeft ondertussen wat speciale apparatuur opgestuurd en een aantal dagen later kon ik weer terug komen. De kroon wordt doorgeboord en met de schroevendraaier wordt geprobeerd het tussenstuk aan te draaien. Ik gil het uit van de pijn en er worden enkele verdovingsprikken bijgegeven. Hde arts gaat door en merkt op dat niet alleen het tussenstukje meebeweegt maar het hele implantaat in mn bot in beweging is en dat hij er langzaam uitkomt. Hij blijft zich verontschuldigen voor alle pijn die hij veroorzaakt maar hij kan nu niet meer stoppen zegt hij, het moet eruit. De verdoving werkt niet, en er wordt een schroef uit mn kaakbot gehaald. Wat een pijn!! Ik gil het uit en ben niet meer te kalmeren. Niet alleen de pijn, maar de hele ingreep is nu voor niks geweest. Al het werk dat er in Nederland is verricht om dat stomme ding te plaatsen moet nu overnieuw gedaan worden wanneer ik terugkom, om over het geld nog maar niet te spreken. De arts probeert me uit te leggen dat hij niet anders kon, dat het implantaat eruit moest omdat de ontsteking al in het bot zat en dit bij een beweegbaar implantaat alleen maar groter zou worden en alles aan zou tasten, en dat dit alle pijn verklaarde. De rest van de dag kan ik alleen maar huilen. Door alle pijn en om de financiele consequenties die dit zal hebben. Ik zie mn trip al drastisch ingekort worden met een maand of vier... Nu, een maand later zie ik in dat het beter is zo. Het gat is dicht, het tandvlees is netjes gehecht, en ik heb geen pijn meer. Ook het opnieuw laten zetten blijkt grotendeels vergoed te worden uit de garantie die ik had op het stomme ding, verneem ik van mijn tandarts. Toch wens ik dit jaar geen bezoeken aan de tandarts meer te hebben want het heeft me veel te veel frustratie gekost ondertussen...
Een ander dieptepunt volgt direct op mijn hoogtepunt van deze periode. Mijn werk op Hamro Gaun kwam ten einde en dus moest er afscheid genomen worden. Op een middag ga ik op en neer naar Sankhu en ik denk gewoon even 2 uurtjes koffie te gaan drinken, gedag te zeggen en weg te gaan. Dit viel me natuurlijk veel zwaarder dan van tevoren gedacht. Alle kinderen hangen ineens om je heen, Auntie heeft tranen in haar ogen als ze roept No Riemki Miss, don´t go! No No No, Riemki Miss is my best friend, stay! Ga dan maar eens lachend zeggen dat je toch gaat. En Uusa kijkt boos als je zegt dat je moet gaan. Ze wijst naar haar gezicht en benadrukt dat dit haar boos-gezicht is. De oudere kinderen vertellen me dat ze erg verdrietig zijn omdat ik moet gaan, en de kleinere kinderen blijven me om mn nek vliegen en kusjes geven. Ram vraagt of ik nog een laatste keer mee wil komen om naar zijn nieuwe schilderijen te kijken. Hij vraagt me waarom ik ga en ik vind het moeilijk om te zeggen dat ik ga omdat ik verder wil reizen en baal dat ik geen betere reden heb. Omdat mijn geld op is bijvoorbeeld, of omdat ik weer terug moet voor mn studie. Hij zegt dat hij het snapt, en dan geeft hij me een van zijn nieuwste schilderijen. Ik zeg dat ik dat niet aan kan nemen, omdat hij ze moet bewaren voor zijn portfolio of omdat hij ze moet verkopen, maar hij staat erop want ik ben zijn ‘didi‘, zijn zus. Ik ben ontroerd en we maken samen een laatste foto, met zijn prachtige schilderij. Als hij met trillende stem zegt dat hij mee heel heel heel erg zal missen, en me op mn wang blijft kussen, breek ik ook. Hoe kan ik hier nou zomaar weglopen? Zomaar omdat ik zonodig verder wil reizen? Bij deze lieve kinderen die me zomaar geaccepteerd hebben hier, en nu laat ik ze in de steek. Ik voel me rot, voel mn tranen doorbreken en dan besluit ik dat ik weg moet. Wegkomen van hier, want het wordt anders alleen maar moeilijker. Maar eerst moet ik ook nog afscheid nemen van Marleen en Job die nog een week langer in Sankhu blijven. Mijn lieve vrienden, mijn huisgenootjes, ook hen ga ik zo hard missen, en we spreken af volgend jaar een reunie te houden, in Frankrijk, bij de ouders van Job. Marleen zie ik binnenkort gelukkig in Singapore weer, om nog een paar dagen cultureel te doen. Ik pak de bus terug naar Kathmandu, en de hele weg heb ik alleen maar kunnen huilen. Eenmaal terug in Kathmandu gaat het proces nog verder. Ik ga iedereen nog langs om gedag te zeggen en ook hier sta ik weer regelmatig met de tranen in mn ogen. Wat zal ik iedereen missen! Maar goed, afscheid om aan iets nieuws te beginnen... Om nieuwe vrienden te ontmoeten en om een oude vriend weer terug te zien...
Maleisie
Zoals ik in het begin al aangaf, ik zit momenteel in Maleisie, in Kuala Lumpur om precies te zijn. Afgelopen week ben ik via Dhaka en Kuala Lumpur op Singapore gevlogen, waar ik opgewacht werd door Nico, die zelf uit Borneo overgevlogen kwam, waar hij net een week gedoken heeft. We hebben elkaar afgelopen zomer ontmoet in Chili en hadden al een tijdje het plan om samen te reizen. Heel raar om hem na zo‘n lange tijd weer terug te zien, maar het was gelijk ook weer heel leuk. We vertrekken direct naar de grens met Maleisie en gaan verder naar Mersing, een havenstadje aan de oostkust van Maleisie. De volgende ochtend pakken we al vroeg de boot naar Pulau Tioman, zon 2.5 uur varen vanaf Mersing. Op Tioman aangekomen nemen we een strandhutje op het meest afgelegen en verlaten stukje eiland, waar we ons eigen privestrandje met palmbomen en hangmatten hebben. Niemand in de buurt, op onze Russische buren na, maar die waren de hele dag weg om te duiken. We komen onze dagen door met op het strand liggen, zwemmen, snorkelen, lezen, en slapen. ‘s Avonds als het afgekoeld aten we Indiase curries (elke avond dezelfde currie op dezelfde plek - never change a winning meal) en keken we voetbal op een groot scherm op het strand. Geweldig om niks te hoeven doen en op een verlaten strandje te kunnen liggen na 3.5 maand in vol en hectisch Nepal doorgebracht te hebben. Toch slaat na een week de verveling toe en moeten we iets gaan doen. We verlaten Tioman en vertrekken naar Melaka, aan de westkust van Maleisie. Melaka, nu een UNESCO World Heritage Site, heeft in de tijd van de VOC een tijdje onder Nederlands bewind gestaan en dat zie je terug. Zo stappen we uit bij bushalte Stadthuys, zien we windmolens, lunchen we bij het Dutch Harbour Cafe, en worden we aangesproken door een oudere dame die ons een folder vol bijbelteksten geeft en me vertelt dat ze MIJ zo dankbaar is dat mijn voorouders het Christendom naar Maleisie hebben gebracht aangezien dit het ware geloof is. Ik ontwijk haar vraag of ik Christen ben, maar zeg dat mijn voorouders het graag gedaan hebben. Melaka staat bekend om zn multiculturele karakter, en het wordt bevolkt door een gemixt gezelschap van Chinezen, Malai, Indonesiers, Indiers, Sri lankezen en mensen met gemixte achtergrond. Het eten is al even gevarieerd, maar om een of andere reden belandden Nico en ik steeds weer bij Indische eetgelegenheden,om lekker roti´s, dosa´s, naans, en dahl te eten en chai te drinken. Misschien omdat Nico vegetarisch is en Indiers vaak de enigen zijn die vegetarisch koken, maar misshien ook omdat we stiekem gewoon een beetje verliefd zijn op India en Indiaas eten en we eigenlijk beter in india af hadden kunnen spreken in plaats van hier... Maar dat weten we voor de volgende keer. Een paar dagen later vertrekken we naar Kuala Lumpur, en ook hier maken we weer vrienden bij een aantal Indiase eetgelegenheden; zelfs in Chinatown krijgen we het voor elkaar om de Indiers eruit te pikken. De meeste tijd brengen we door in Chinatown en Little India, en een middag gaan we shoppen in een van die belachelijk grote shoppingmalls, en koop ik een netbookje, zo‘n baby laptopje. Ik ben er eigenlijk altijd op tegen geweest te reizen met een laptop, maar ik zie om me heen dat het toch wel erg handig is als je een backup van je foto´s kunt maken, je verslagen kan typen, en kunt internetten in wifi plaatsen, en zo niet dagen hoeft te slijten in shitty internetcafe´s. Goed, ik heb nu dus een heel schattig, klein laptopje, en loop al de hele ochtend decadent te doen in de Buck Stars (geintje mam, kun je wel tegen he? Je kunt er ook niks aan doen dat je niet meer helemaal bij de tijd bent), terwijl Nico tegenver mij tickets voor mij aan het zoeken is voor een eventueel bezoek aan Bali volgende week...
Tja, want morgen gaan we helaas alweer terug naar Singapore waar ik deze roodharige viking weer op het vliegtuig terug naar Deutschland moet zetten. Scheize hunddrauf! Jammer dus, maar gelukkig komt dezelfde dag Marleen aan vanuit Nepal, en ga ik nog een paar dagen met haar doorbrengen in Singapore. Over dik twee weken komt Suus naar Kuala Lumpur (en weer een week later Char naar Bangkok!) en moet ik weer terug zijn hier om haar van het vliegveld te halen, maar in de tussentijd zoek ik dus nog een tijdbesteding (wow, dit klinkt veel decadenter dan ik bedoel). Op de paar dagen Singapore na heb ik dus zo´n anderhalve week om op een willekeurige plaats door te brengen en ik zit nu ernstig aan Bali te denken. Nico heeft me voor mijn verjaardag het boek Eat, pray, love gegeven van Elizabeth Gilbert, wat gaat over een vrouw die een jaar lang reist en woont in Italie, India en Indonesie, om repectievelijk pleasure, devotion en balance te vinden. Haar verhalen over Italie en India kan ik volgen maar die over Indonesie nog niet, en misschien is dit wel wat mij trekt. Of is dit een stomme reden? Ach boeiuh, ik ga gewoon. Als ik een goedkoop ticket kan vinden tenminste...
Ik beloof dat mijn volgende blog wat sneller zal verschijnen, aangezien ik nu niet meer afhankelijk ben van internetcafe's nu ik zo'n fancy laptop heb;-) Ik heb trouwens ook nog wat foto's geupload in diverse oudere albums, en zal zo dadelijk een nieuw album aanmaken voor de foto'svanMaleisie..
Veel liefs vanuit een claustrofisch kleine hostelkamer in Kuala Lumpur