De Wijze in het Oosten

In het land van Grote Broer

Afgelopen maand heb ik samen met mn vader door Myanmar (voormalig Burma) gereisd, een land dat sinds de coup in 1962 geregeerd wordt als een dictatuur, met aan het hoofd een mlitaire junta. Een land waar stelselmatig mensenrechten geschonden worden. Waar elke vorm van verzet vanuit de bevolking met fysiek geweld wordt teneergeslagen. Waar politiek anders-denkenden nog steeds in het holst van de nacht van hun bed gelicht worden om nooit meer huiswaarts te keren. Waar wegen en luchthavens nog altijd met dwangarbeid worden aangelegd. Waar de KGB overal aanwezig is, en waar altijd en overal bekend is waar je bent en wat je doet. Een land dat nog totaal geisoleerd is en waar mensenrechtenorganisaties de toegang geweigerd wordt. Een land dat van alle kanten ontraden wordt te bezoeken.... En toch zijn we gegaan. Omdat juist het isoleren van zo´n land het bovenstaande in stand houdt, en de inwoners van Myanmar niks liever willen dan uit dit isolement getrokken worden.

In November zullen er voor het eerst sinds lange tijd verkiezingen gehouden worden; verkiezingen voor een nieuwe 'democratische' regering. Verkiezingen waarvan de uitslag vooraf al bekend is, en waarvan niemand in Myanmar ook maar geloofd dat het iets zal veranderen aan de situatie. New bottle, but the same old wiskey, aldus vele sceptische Burmezen...

Het is dan ook in de directe aanloop van de verkiezingen dat wij aankomen op de luchthaven in Yangon waar ik een van de laatste visa-on-arrival bemachtig die er nog uitgedeeld zullen worden, voordat deze een paar dagen later afgeschaft zal worden. De regering kan blijkbaar geen pottenkijkers gebruiken bij de aankomende verkiezingen, en probeert op deze manier de meeste toeristen het land uit te krijgen. Mn vader had zn visum in Nederland al geregeld en nadat ik nu ook goedgekeurd was konden we eindelijk Myanmar binnentreden. Direct wordt duidelijk dat het leven hier nog zo puur en onaangetast is: zowel mannen als vrouwen gaan hier nog traditioneel gekleed in longyi, vrouwen en kinderen smeren dagelijks hun gezichten in met thanaka, en een buitenaardse vriendelijkheid van de mensen ademt je tegemoet. We hebben het verboden paradijs ontdekt. We zijn in Myanmar!

De eerste dagen verblijven we in Yangon (Rangoon in de tijd van de Britse overheersing), waar het fantastisch rondzwerven is. We dwalen tussen vergane glorie van gebouwen uit koloniale tijdperken, drinken koppen superzoete thee op poppenhuis-stoeltjes in een van de vele theeshopjes, worden afgeluisterd door de KGB, lopen langs tempels, synagogen, kerken en moskeen, kopen longyi's voor onszelf op de Bogyoke Aung San market (ik haal zelfs mn vader over niet lullig te zijn en ook een rok te kopen), gaan volledig op in de enorme vriendelijkheid van de mensen, en roepen Minglaba terug naar al deze fantastische zielen. Meest onder de indruk zijn we van de Shwedagon Pagoda. Net op het moment dat je denkt een milde vorm van tempelziekte te hebben opgelopen kom je oog in oog te staan met de grootste gouden koepel ooit. De Shwedagon overtreft werkelijk elke tempel die ik tot dusver heb gezien, en volledig verguld en ingelegd met rubies en andere edelstenen die Myanmar zo rijk is, is dit het mooiste en indrukwekkendste bouwwerk dat ik ooit heb gezien.

Na drie dagen laten we Yangon achter ons en vliegen we naar Mandalay, de laatste hoofdstad van het Burmese Rijk dat ten prooi viel aan de Britten. Hier beklimmen we Mandalay Hill en kijken we uit op de Ayeyarwady River, wordt ik een echte Burmees wanneer ik thanaka op mn gezicht gesmeerd krijg door een klein meisje, en keren we geregeld terug naar een fantastisch Nepali restaurant waar ik borden dahl baat eet die me melancholisch doen terugdenken aan Nepal. Ook maken we een ronde langs de paleismuur, en het is tijdens deze ronde dat we Cherry tegenkomen; een 60-jarige dame die als een mad dog (zoals ze zelf zegt) op ons af rent om een praatje te maken. Cherry spreekt fantastisch goed Engels en haar blauwe ogen verraden dan ook dat ze Europees bloed in zich heeft. Ze blijkt de dochter van een Engelse officier te zijn, en ze heeft haar hele leven gewerkt als lerares Engels. We raken in gesprek met deze oud-kickboxster (haar gebroken vingerkootje dat ze stoer naar ons uitsteekt getuigd hiervan) en beetje bij beetje (nadat ze om zich heen heeft gekeken of er geen KGB is) laat ze los over de situatie in Myanmar waar met geen woord over gerept mag worden. Over hoe bang mensen zijn. Over de aankomende verkiezingen. Over Aung San Suu Kyi. Na Cherry zullen we nog vele anderen tegenkomen die heldhaftig genoeg zijn hun mond open te doen, en die alle risico's die dat met zich meebrengt voor lief nemen. Op het uitgestorven treinstation van Mandalay boeken we met behulp van zes ambtenaren (eentje schrijft de tickets uit, eentje vraagt wat we doen in ons dagelijks leven, weer een ander kijkt verwonderd naar onze paspoorten, en de overige zijn er voor de mentale ondersteuning) onze tickets voor de sleeper-train naar Myitkyina voor de volgende dag.

Een uur voor vertek melden we ons op het station en vinden we ons sleeper, upperclass-compartement: Een piepklein donkerbruin hok, inclusief wasbakje waar voor de oorlog misschien ooit echt een wateraansluiting gezeten heeft. Het spoornet in Myanmar is een overblijfsel van de Britse kolonisatie, maar wordt tegenwoordig nauwelijks nog gebruikt. Het is echter voor ons het enige middel om in Myitkyina te geraken, nu er geen vluchten beschikbaar zijn. Als de trein eenmaal in beweging komt om aan de 21-uur durende rit te beginnen, wordt ons duidelijk wat er met de term discotrain bedoeld wordt. Als resultaat van het gebrek aan onderhoud van het spoor zwiept de trein hevig van links naar rechts, terwijl je om de zoveel seconden 20 centimeter de lucht in gelanceerd wordt. Slapen is dan ook een onmogelijkheid in deze sleeper-train. Het is een sensationele combinatie van paardrijden, bootjevaren en dansen, terwijl je je hart vasthoudt en hoopt dat de trein niet ontspoord. Er hebben in het verleden nogal wat ongelukken met dodelijke afloop plaatsgevonden op dit traject, wat een volledig nieuwe dimensie aan de naam Death Railway geeft. In 1995 vielen er 120 doden bij een ontsporing van de trein en in 2001 vielen er een even aantal doden bij het instorten van de spoorbrug. Onze angst zal later niet ongegrond blijken te zijn als we een week na onze aankomst in Myitkyina te horen krijgen dat er op dit traject net weer een brug ingestort is, waarbij opnieuw flink wat mensen omgekomen zijn. Dit wordt echter naar geheel Burmeze traditie door de regering in de doofpot gestopt.... Afgezien van dit soort ongemakjes is het uitzicht vanuit de trein werkelijk fantastisch, en is de treinreis een ultieme manier om met locals in contact te komen. We waren de enige toeristen op de trein en hebben ons portie aandacht dan ook goed gekregen. Een voor een komen mensen even in onze coupe staan om te kletsen of om verlegen naar ons te lachen en schaapachtig weer verder te lopen. De trein stopt regelmatig in kleine dorpjes waar locals met bakken rijst en curry en emmers gekoelde drankjes snel de trein inspringen in de hoop wat te verkopen. 21 uur nadat we het station in Mandalay hebben verlaten komen we gebroken aan in Myitkyina.

Myitkyina is de hoofdstad van Kachin State, ook wel bekend als Upper Burma, het noordelijkste punt van wat de regering toestaat aan toeristen te bezoeken. Alles hier boven valt onder de zogenaamde restricted areas van Myanmar. In Myithyina zijn we de enige toeristen, wat we al vermoedden aangezien we ook in de trein de enige toeristen waren. We lopen rond en overal worden we werkelijk begroet en toegelachen alsof we celebreties zijn. Er wordt ons zelfs gevraagd of we NGO-workers zijn, ze kunnen zich gewoon niet voorstellen dat iemand naar Upper Burma afreist om hun plaats te bekijken. Waar je normaal voorzichtig foto's schiet van mensen, en je soms zelfs geld gevraagd wordt hiervoor, vragen mensen hier juist om foto's en poseren ze maar al te graag voor je. Soms zijn mensen even stil als je langs komt lopen, kijken ze verlegen de andere kant op, en krijg je wanneer je ze voorbij bent een zacht Hello of Minglaba toegefluisterd, gevolgd door een hoop gegiechel. Degene die uiteindelijk daadwerkelijk iets heeft durven zeggen tegen ons is de held van de dag, en je weet gewoon dat die persoon thuis nog dagen gaat lopen opscheppen over dat hij/zij met een toerist 'gepraat' heeft. Het gebrek aan toeristen heeft het gekke effect dat wanneer er dan een paar dagen later een andere toerist opduikt in Myitkyina, dat zelfs wij elkaar aanstoten en elkaar 'kijk links, een toerist' influisteren... Op elke straathoek wordt chinlon gespeeld en mannen van alle leeftijden staan in een circel en proberen een rieten bal hoog te houden, hierbij gebruikmakend van verschillende technieken. Om de benen maximale bewegingsvrijheid te geven wordt de longyi zo hoog opgeknoopt dat zelfs mijn vader er niet aan kan tippen (en iedereen in Huisseling weet wat ik daarmee bedoel).

Vanuit Myitkyina beginnen we aan de vier-daagse bootreis die ons via Sinbo en Bhamo terug naar Mandalay zal brengen. Het eerste stuk van de Ayeyarwady River (tot aan Bhamo) is met al zn zandbanken moeilijk te navigeren, en bereizen we daarom in kleine bootjes. De boot naar Sinbo was claustrofobisch vol en we zaten met onze knieen in onze nek gevouwen en met ons hoofd tegen het plafond geklemd tussen wiskeydrinkende, liedjes zingende Burmese jongeren. Voorin zat de geinigste opa die ik ooit heb gezien, met zijn kinderen en kleinkinderen, en terwijl de oude man 'nog snel wat cargo ging in- en uitladen' gaf hij zijn sigaar even aan zijn kleinzoon van 4, wijst naar de brandende punt (dat is heet, daar moet je afblijven), tilt zn longyi op en springt in de rivier om te gaan laden en lossen. Dat kan hier gewoon allemaal. Onderweg legt de boot verschillende malen aan om de al overvolle boot nog wat voller te laden met zowel mensen als vracht. De tocht duurde naar mijn mening veel te lang gezien de oncomfortabele omstandigheden, maar het uitzicht was wederom prachtig en dat compenseerde voor de ongemakken. Na een lange dag op het water leggen we aan in Sinbo, een erg basic dorpje, zonder electriciteit en stromend water. We moeten ons registreren bij de 'immigration office' waar we een demonstratie krijgen van Burmese bureaucratie. Twee overheids-officials nemen een half uur de tijd om al onze visa te bestuderen en ons te bevragen over ons reisplan en ons beroep, alvorens weer terug te gaan naar het bestuderen van onze visa. Een duidelijk staaltje van 'kijk eens wie hier de dienst uitmaakt'. Na goedgekeurd te zijn kunnen we ons dan eindelijk gaan opfrissen, wat bij het gebrek aan stromend water neerkwam op een baddersessie met de locals in de rivier. Gewapend met sarong, zeep en tandenborstel vertrokken we naar de rivier, en heel het dorp liep uit om te zien hoe twee toeristen (twee witten!!) zich wassen. Ze pisten zowat in hun rok van het lachen, en het was duidelijk dat dit niet echt vaker voorkwam. Waar wasten onze voorgangers zich dan vraag ik me af? De dame van de hut waar we overnachten maakt een fantastische maaltijd klaar met onder andere heerlijke 'verse' riviervis, en ik vermoed dat het deze vis is geweest waar ik dysenterie door opgelopen heb. Maar dat zal ik pas later doorkrijgen...

De volgende ochtend ben ik al niet lekker, en volgestopt met immodium doe ik mn best te genieten van het landschap en alle activiteiten die zich op de oevers plaatsvinden, maar het lukt me niet. Er werd overal goud gedolven (vandaar dat al die stupa's zo mooi verguld zijn) maar het kon me wel ruig zitten, ik wilde niks liever dan in Bhamo aankomen. Eenmaal in Bhamo (wat volgens mij best een leuk stadje was) namen we dan ook een airconditioned kamer en ben ik gelijk naar bed gegaan, en hier pas een dag later uitgekomen. Gelukkig moesten we een extra nacht hier blijven aangezien de grote riversteamers maar drie keer per week naar Mandalay uitvaren, en dat gaf mij wat gelegenheid bij te komen.

Het stuk van Bhamo naar Mandalay was het interessantste deel van de trip, en nadat we onszelf een plekje op het overvolle dek hadden toegeeigend tussen de locals en de vracht, begonnen we aan het laatste stuk van onze bootreis. Het schip deed een beetje aan als een vluchtelingenschip, zo vol als het was, maar het was een fantastische ervaring. Er werd gegeten, gelezen, gedronken, gekletst, gelachen en geslapen, en dat alles naast en over elkaar heen op de grond. Ik heb samen met wat vrouwen thanakha gemaakt (en ben vervolgens hard uitgelachen om mijn slechte smeer-skills), er werden hele zakken beatle nuts gepeld en gegeten, er werd Engels geoefend met Burmese studentes, er werd hier en daar heel wat geld gewonnen en verloren over kaartspellen, en natuurlijk werd er op het bovendek weer chinlow gespeeld. Afgezien van het oudere Franse echtpaar dat we in Bhamo ontmoetten, waren we weer de enige toeristen op het dek.

Een dikke dertig uur later voeren we dan eindelijk de haven van Mandalay binnen. Aangezien we al wat dagen in dit stadje hadden doorgebracht, besloten we wat in de omgeving rond te gaan kijken. Het bleek de laatste dag van het meerdaagse Nat Festival te zijn, een festival ter verering van de natuurgoden. We proppen onszelf met 45 anderen in een piepkleine pickup-truck (een Burmese pick-up is niet vol voordat elk stukje railing vastgegrepen is door buitenboord hangende passagiers), en vertrekken naar Amarapura. Daar aangekomen belanden we in een kakkofonie van geluiden; er wordt gelachen, gezongen, muziek gemaakt, gegeten, gedanst en gebeden. Locals dragen hoofdtooien van bladeren, gekleurde hoedjes van krantenpapier, bloemenslingers en een soort ananassen gemaakt van kokosnoot met bloemen. In elke tempel lagen mensen te slapen, te roken, alcohol te drinken en te eten, wat een heel rare gewaarwording is, aangezien dit normaal gesproken gedrag is dat niet gewenst is in een tempel. Later zullen we lezen dat er een god is die wel van een borrel houd, wat verklaard dat er blikjes bier met rietjes geofferd werden. En opnieuw, geen toerist te zien! We verlaten de feestvreugde en lopen naar de U Bein Bridge, een enorme teak-houten brug dat twee dorpen met elkaar verbind over een reusachtig meer. Hier worden we aangesproken door twee monniken die met ons naar de tempel willen (wat is dit voor magisch land waar monniken JOU aanspreken en je niet stiekem foto's van ze hoeft te schieten?) Als we even later ergens zitten om wat te drinken begint een van hen over Aung San Suu Kyi, wie na vele jaren nog altijd in Yangon in huisarrest zit wegens haar commentaar op het regime. Het alleen al uitspreken van haar naam of het in bezit hebben van oud geld met de afbeelding van haar vader kan fatale gevolgen hebben. Beetje bij beetje laat hij steeds meer los over de situtie in Myanmar. Hij durft er eigenlijk niet over te praten, hij is bang zegt ie, heel bang, en zn ogen vullen zich met tranen. Maar hij wil er over praten want hij wil dat wij het weten. Hij buigt zich naar ons toe en fluistert dat hij de regering maar niks vindt, dat de regering niet goed voor hen is, maar dat dit allemaal 'top secret' is hoor, niet verder vertellen. Hij geeft ons tips hoe we kunnen voorkomen dat geld naar de junta gaat, door tempels aan te raden waar geen toegangsgeld voor betaald hoeft te worden, welk bier je moet drinken omdat die niet van een regering brouwerij komt, en welke luchtmaatschappij in het bezit van de regering is. Hij vertelt over Cyclone Nargis die in mei 2008 grote delen van de Irrawady Delta heeft verwoest, en over zn woede dat de regering alle humanitaire hulp afsloeg die aangeboden werd door de VN, buitenlandse hulporganisaties en NGO's. De avond na dit gesprek met de monnik ga ik naar een show van de Moustache Brothers; drie besnorde broers die grappen en grollen maken over het regime, en dit al verschillende keren met hebben kunnen bekopen met gevangenisstraffen. Maar ondanks dat blijven ze doorgaan, want heel de wereld moet weten wat er gebeurd in Myanmar, en hoe meer mensen er naar hun show komen kijken en hoe meer bekendheid ze krijgen, hoe minder de regering ze kan maken. De show is hilarisch, en de grappen om de generalen vliegen je om de oren, maar tegelijkertijd is het ook heel triest, want je weet dat het geen grappen zijn maar dat het bittere waarheid is en je weet ook dat ze een enorm risico nemen en elk moment weer opgepakt kunnen worden. Echte helden vind ik deze besnorde broers, dat ze in een land als Myanmar zo openlijk kritiek durven te uiten op het regime!

Na Mandalay bussen we naar het westen van Myanmar, naar Bagan en zn duizenden tempels. Het schijnt dat het er in vroegere tijden zo'n 4400 geweest moeten zijn, maar er zijn er nu nog maar een lullige 2500 van over. We huren fietsen, en, samen met Duitse Hannah, die we in de bus vanuit Mandalay ontmoet hebben, brengen we een paar dagen al fietsend rond over het uitgestrekte tempelcomplex, en roepen we oooh en aaaah als blijkt dat elke tempel nog mooier is dan die daarvoor. Verder shoppen we ons een ongeluk aan lacquerware, traditionele paraplu's, Buddha schilderijen, houtsnijwerkjes van teak, tasjes en weet ik wat meer. We beklimmen tempels om zonsondergangen te zien, en elke avond keren we terug naar het restaurant dat de beste Thaise curries in het dorp serveert, en het liefste personeel in dienst heeft. Bagan is onovertreffelijk.

Na Bagan keren we terug naar Yangon, en na een dodemansrit met een gestoorde taxidriver overleefd te hebben komen we weer aan bij ons favoriete guesthouse, en zien we onze oude vertrouwde vrienden Pini, Pete en Ewan weer terug. We tanken even twee dagen bij, zowel aan slaap als aan gezelligheid, en vertrekken dan naar de Ayeyarwady Delta, naar Pathein (voormalig Bassein).

Pathein ligt zo'n vier uur rijden ten westen van Yangon, en de tocht gaat dwars door een prachtig waterlandschap, een beetje zoals Bangladesh als ik mn vader moet geloven. Overal wordt rijst geplant en worden drassige velden omgeploegd door enorme ossen en buffalo's. Het schijnt dat dit gebied volledig verwoest is geweest door Cyclone Nargis in 2008, en dat de Delta daarom ook een hele tijd onbegaanbaar is geweest. De weg is nog altijd in reparatie maar sinds een tijdje gaan er weer bussen de Delta in. In Pathein aangekomen nemen we een armzalig kamertje en ziek als een hond ga ik weer op bed liggen. Sinds de 'verse' vis in Sinbo ben ik niet lekker geweest, maar nu begint het wel echt effect op me te hebben. Ik kan dan ook niet veel van Pathein zien, want afgezien van wat korte wandelingetjes kan ik niet veel doen door gebrek aan energie. We besluiten dan ook onze plannen om na Pathein nog door te gaan naar het stand te laten voor wat ze zijn en terug naar Yangon te keren. Terwijl we op de bus wachten komt een oude man naast ons zitten. Hij heet Thomas, althans dat is de naam die de missionarissen hem gegeven hebben, en hij spreekt fantastisch Engels. In perfect Engels verontschuldigd hij zichzelf voor zn zogenaamd slechte Engels en het blijkt wel weer dat zij die wat ouder zijn en de tijd van de Britse overheersing nog meegemaakt hebben, heel veel beter Engels spreken dan de huidige jeugd, die vaak bedroefend slecht Engels spreekt. Thomas is heel nieuwsgierig en wil van alles over ons en over Nederland weten. Hij nodigt ons uit om de volgende keer dat we naar Myanmar komen (yes yes yes I know you will, because you love my beautiful country) bij hem thuis te slapen. Het mag eigenlijk officieel niet, maar dat kan hem niks schelen. We zijn tenslotte vrienden nu...

Terug in Yangon probeer ik nog enigszins met extra slapen mezelf wat beter te voelen maar dan trek ik het echt niet meer. Ik houd al dagen niks binnen, heb geen energie meer, en kan mezelf nauwelijks nog naar de wc slepen. Ik bezoek een kliniek, en dan blijkt dat ik waarschijnlijk dysenterie heb opgelopen. Ik krijg een shot in mn arm om het ergste kotsen tegen te gaan, krijg een antibioticakuur mee, en zakjes klei die ik een paar keer per dag in moet nemen. Een paar dagen later ben ik er weer bovenop, en ik vraag me dan ook af waarom ik niet eerder medische hulp gezocht heb. Volgens mij ga ik het nooit leren. We brengen nog wat laatste dagen en avonden door met onze vrienden in Yangon en dan moeten we dit fantastische land helaas verlaten... met pijn in mn hart, want ik kan niet anders dan zeggen dat ik de tijd van mn leven heb gehad. Myanmar is een prachtig traditioneel land waar de liefste en meest bijzondere mensen ter wereld leven, en ik ben zo blij dat ik een maand in hun gezelschap heb mogen verkeren. Ik kom hier zeker weer terug!

Op het moment zit ik weer in Bangkok, en heb ik mn cultuurshock na Myanmar alweer enigszins verwerkt: Ladyboys, hilltribe-verkopers met kwakende houten kikkers, prostituees, dronken toeristen met vers gezette tattoos... Terug in Thailand. Terug in de zogenaamde beschaving. Ik kan niet wachten tot ik weg kan uit dit shithole, maar helaas moet ik een week wachten op goedkeuring van de Indiase ambassade. Ik heb namelijk heel wat snode plannen gemaakt en ben flink tickets aan het boeken geweest. Mn reisplannen voor de resterende vijf maanden zien er grofweg zo uit: Zodra ik mn visum voor India in handen heb vlucht ik naar Cambodia, waar ik me voor twee weken ga onderdompelen in de zwarte geschiedenis van de Khmer Rouge. Dan vlieg ik 10 oktober van Phnom Phen naar Colombo en ga ik drie weken heel veel thee drinken en kaneel eten in Sri Lanka. 30 oktober vlieg ik vervolgens van Colombo naar Chennai en heb ik zeven weken in Zuid-India, voordat ik 18 december van Mumbai naar Tehran zal vliegen. Na Iran heb ik nog geen vervolgtickets geboekt maar het plan voor nu is om over land naar Turkije te reizen, en dan verder naar Syrie, Lebanon en Jordanie en om dan uiteindelijk eind februari vanuit Israel weer terug naar Nederland te vliegen. Nog vijf maanden...

Reacties

Reacties

Rosalie

Riem, wat een avontuur met je vader!
Zie ik mezelf niet zo snel doen... leuk!
Geniet van de verdere reis

Ps. we hebben nog een plekje in D9 voor je vanaf februari... :)

Riemke

Jeeeeeeej, kan ik mooi nog 2 maanden meespelen voor het seizoen is afgelopen ;-) Hoe gaat het met ballen? Alweer wedstrijden gespeeld?

Wilma

Wauw, wat een reis in een reis, supermooi beschreven ook! Heel leuk dat je binnenkort 2 weken naar Cambodja gaat, wordt vast ook indrukwekkend. Niet alleen Pol-Potten hoor, er is veel meer!

Veel liefs van ons allen!

Michel

In Phom Penh is men leivelings hotel ( Me Mates)
echt zeer vriendelijke staff
Cambodjanen zijn zeer vriendelijk ( behalve tuktukdrivers:-)
geniet van Cambodja en vergeet Battambang-stadje niet . Rode Khmer laatste broeinest .
bye

Riemke

Hey Michel! Kennen wij elkaar? Ik was inderdaad ook van plan naar Battambang te gaan, en dit hotel van jou zal ik ook eens bekijken...

Marleen

Heey Riemkie!! Morgenga ik hoor :) Keb er onwijze zin in en na het lezen van je verslag ben ik nog enthousister! Top om je nog even gezien te hebben! Hopelijk was Cambodja geslaagd en ga je je straks were evrmaken in India! Take careeere X

Marieke

Hey Riemke,

Wat een avontuur in Myanmar zeg!
Over drie dagen dus al naar Sri Lanka? Heb je al een leuke route uitgestippeld? Ben benieuwd.
Heel veel plezier in ieder geval! X

Riemke

Leenie, veeeeeeel plezier in Myanmar!!!!! Vond het superleuk je weer gezien te hebben!

Hey lieve Mariek, ja morgen vlieg ik alweer naar Sri Lanka, en ik had inderdaad een leuke route uitgestippeld, maar ik moet ook mijn visum voor Iran regelen, dus ben bang dat ik de eerste tijd in Colombo zit. Ach dan maar cultureel doen ipv op het strand liggen ;-) Hoe zit het met de Zuid Afrika plannen?

ubel

Hi Riem, getuige je foto's weer helemaal gezond zo te zien! Mooie plaatjes, Angkor Vat lijkt me ook wel wat. Je zit dus in het vliegtuig naar Sri Lanka vandaag. Veel plezier met de Tamiltijgers, blijf gezond and enjoy! Heb nog de verhalen van (je laatste reisgenote, naam vergeten- Duits meisje met deportatiestempel) gevonden op Internet.

xxpappa

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!