De Wijze in het Oosten

Arrack-Attack

Als Nepal het zusje van India is, is Sri Lanka het kleine broertje... Dat wordt me direct al duidelijk zodra ik voet op de hete bodem zet. Hoezeer ik sommige aspecten hieraan ook kan haten, het voelt toch ook meteen weer vertrouwd; dat vreselijke geclaxon wat werkelijk door merg en been gaat, het luidkeels roggelen en het vervolgens recht voor je voeten uitspugen van het omhooggehaalde slijm, volgeramdeTata of Leyland bussen versierd met verlichtte boeddha's, hindu-goden en plastic bloemen, maximaal opengedraaide muziekinstallaties met lokaal gejengel, chauffeurs die af en toe een schietgbedje doen en het stuur kussen als ze langs een tempel rijdenom vervolgens de meest gevaarlijke inhaalmanouvres uit te voeren, de kruidige geuren van dosai, roti's, samosa, curries en chai, de onvermijdelijke tuctucs en riksja's en hun bestuurders, en uiteraard de grote groep ranzige kerels die ooit geleerd hebben dat alle westerse vrouwen hoeren zijn die ze gerust kunnen vastgrijpen als ze daar zin in hebben of op zn minst wat suggestieve gebaren naar kunnen maken... Maar ik merk ook (subtiele) verschillen. Daar waar de Indier nogal kan aandringen en je af en toe moet vechten om van iemand af te komen, krijg ik hier regelmatig een glimlach of een fijne dag toegewensd als ik bedank voor een van de aangeboden services. Mensen zijn ook een stukje behulpzamer, zo merk ik direct al zodra ik van het vliegveld kom. Ik word in de juiste bus geholpen door een vriendelijke man, door een andere vriendelijke man word ik in de aansluitende bus geholpen, en door de allervriendelijkste (en geheel toevallig ook de aantrekkelijkste) wordt ik zelfs mee uit ontbijten genomen. Ondanks de gelijkenis met India probeer ik mn verwachtingen die hierop gebasseerd zijn overboord te gooien en Sri Lanka binnen te treden als in elk ander land waar ik nooit eerder ben geweest, en me te laten verbazen door alles wat het te bieden heeft...

Ik wordt door Ranjan Colombo ingeloodst, en na het ontbijt ga ik op zoek naar eenenigszins betaalbare slaapplek. Aangezien de accomodatie verschrikkelijk duur is (30 dollar - het tienvoudige van wat ik gewoonlijk betaal voor een bed) en de enige twee betaalbare plekken de YMCA en de YWCA zijn (The Catholic Association for Young Women) probeer ik het eerst maar bij de YWCA. Die zit vol (of ik zag er te heidens uit...) dus op naar de YMCA. Wat ik daar aantref is werkelijk te triest voor woorden en ronduit deprimerend. Aangezien het de enige plek is die ik kan betalen check ik er maar in, en al snel merk ik dat ik het enige meisje ben dat hier overnacht. Er hangt een allesoverheersende pis- en zweetlucht, de schimmels komen uit de muren, en per slot van rekening liggen er haren op mn bed die ten eerste niet van mij zijn en ten tweede van andere regionen dan iemands hoofd afkomstig waren. Er is al in geen tijden meer schoongemaakt en ik weet echt niet waar ik het zoeken moet. Ik dacht dat ik wel wat gewend was aan kamers maar dit slaat echt alles. De Aikido kreten schallen door het gebouw (want de plek dubbelt als een aikido training center voor jonge mannen), afgewisseld door het luid oprochelen van klodders die van diep uit iemands keel komen. Ik kom maar niet van een Bangladeshi jongen af, die enigszins irritant rondom mijn kamer blijft hangen. Dus sluit ik me maar op in de stinkende kamer waarvan de ramen en de luiken niet openkunnen, want echt ergens anders verblijven kan ook niet. Ik was even vergeten hoe het kon zijn om als enig meisje in een mannen maatschappij rond te reizen en hoe ongemakkelijk dat soms kan voelen. De vriendelijke ontvangst die ik die ochtend had ervaring bij aankomst in Sri Lanka verdampt uit mn geheugen, en ik vraag mezelf ernstig af of heel Sri Lanka zo gaat zijn, want in dat geval boek ik namelijk het eerste ticket dat me van dit eiland af kan nemen. Tenminste, zo voelde ik dat toen.

Omdat ik echt uit Colombo weg MOEST, pak ik de volgende ochtend op het chaotische busstation de eerste de beste bus die me naar zuidelijk Sri Lanka kan brengen, en ik besluit er in Hikkaduwa uit te gaan. Het is hoog tijd voor wat strand en frisse lucht, en als het niet te veel gevraagd is wat vrouwen om me heen. Al vrij snel vind ik een heel schattig bungalowtje, direct aan het strand gelegen, midden tussen de palmbomen. Precies waar ik naar op zoek was. Hier kom ik Loic (France) en Psyche (Hongkong) tegen, die beiden ook alleen reizen. Hoewel ik mezelf bij aankomst op Sri Lanka voorgenomen had een tijdje alleen door te brengen, mislukt dat hierbij -ik zie een patroon-, maar ik vind het eerlijk gezegd niet zo erg na mn ervaring in Colombo. We delen wat ervaringen over hoe irritant of misschien eerder hoe frustrerend het in sommige landen kan zijn om alleen te reizen, terwijl het in andere gebieden (Z.O. Azie en Latijns Amerika) juist weer zo heerlijk is. Loic als Psyche zijn allebei redelijk aan het einde van hun verblijf op Sri Lanka en raden me wat superidyllische plekjes aan die ik later nog zeker zelf zal gaan testen. Als ik de volgende ochtend wat door de hoofdstraat van Hikkaduwa struin, kom ik een in Kuweit wonende Sri Lankaan tegen. Of hij me mee mocht nemen wat eten? Wat drinken dan? Gewoon even met me meelopen dan? Hij begint over de traumatische dood van zn moeder, over zijn geloof (christelijk) en over dat hij klaar is om te gaan settlen, en dat God een blueprint voor hem heeft waardoor het geen toeval is dat wij elkaar ontmoet hebben. Help! Hoe kom ik hier nou weer vanaf? Ik probeer verschillende technieken, die allemaal niet mogen baten, en uiteindelijk, als zelfs ronduit bot zijn niet helpt, geef ik een vals emailadres op waarop hij me kan mailen, aangezien ik -gelukkig- geen telefoon heb. Als ik bij mijn bungalow aankom wil hij mee naar binnen maar ik schud hem af met de mededeling dat ik moe ben en alleen wil zijn. Zodra hij weg is sneak ik er via het strand weer tussenuit om alsnog ergens wat te gaan eten. Als ik een uur later terug kom zie ik dat hij 'net' aan het inchecken is in uitgerekend de bungalow pal naast die van mij. Hey hello, thanks for showing me this lovely place! Oh God, heb ik weer. Ik besluit dat ik morgenochtend zo vroeg als mogelijk mn spullen pak en er zo stilletjes mogelijk vandoor ga. Maar gelukkig zijn Psyche en Loic er nog altijd, en even later wordt ons gezelschap aangevuld met de komst van Joeri (Nederland). Met behulp van deze nieuwe vrienden raken we later ook -heel subtiel en tactisch en zo- van mijn 'lover' af. Joeri reist al een aantal weken rond met zijn dirtbike en heeft zodoende al heel wat van het land gezien en van de lokale gebruiken geproeft. Zodoende wijd hij ons in in een van deze locale gebruiken, waarmee de schaping van Team Arrack oftewel The A-team een feit zal zijn. Daar wij met ons vieren de harde kern van deze 'club' vormden, werden we af en toe ook moreel gesteund door de legendarische James (Schot) en een Israelier waarvan ik de naam niet meer kan herinneren. De eerste Arrack avond gaat nog redelijk vreedzaam voorbij en is er de volgende ochtend niet veel van te merken op wat onrustige magen na, maar de tweede avond is er weer een die de geschiedboeken in kan. De avond ervoor was zo gezellig dat we het nog wel eens over wilden doen, maar dit keer met MEER arrack, als het even kon. Helaas was de Gall & Gall al gesloten tegen de tijd dat wij de lokale roti shop verlieten, dus moest er wat op de zwarte markt geritseld worden. Ondanks dat het donker was, was de wanhoop overduidelijk van onze gezichten af te lezen, want al snel worden we aangesproken door twee jongens die ons vragen of we toevallig Arrack willen kopen. Een van hen had z'n arm in het gips en als we vragen hoe dit zo gekomen is, grapt hij dat hij een Arrack-Attack gehad heeft. Wisten wij veel waar dit duivelse goedje allemaal toe in staat zou zijn... Een kwartier later hebben we dan eindelijk wat flessen te pakken waar we natuurlijk veel te veel voor betaald hebben, maar wat anders kun je doen? Het werd weer een dolle boel op ons prive-terras onder de palmbomen, en als we door de flessen heen zijn moest er natuurlijk meer gehaald worden. Zodoende gaan Loic en ik op expeditie uit en ook dit was weer een bizarre ervaring: Je loopt op je blote voeten (want dronken dus waarom zou je slippers aantrekken) de straat op, spreekt een willekeurig persoon aan, die vervolgens weer een ander willekeurig persoon aanspreekt, die weer een vriend belt, die vervolgens met een auto je op komt halen, die je een aantal kilometer de stad uitrijdt, de auto parkeert langs de kant van de weg, waarna hij uitstapt en een andere auto instapt, tien minuten wegblijft, en uiteindelijk met 1 (een!!) lullige fles terugkomt. Nou ja, beter dan niks, dachten we. We rijden terug naar waar deze man ons opgepikt heeft, hij probeert ons af te zetten, wij gaan ertegenin, en uiteindelijk winnen wij. Toch wel enigszins trots op onze vangst gaan we terug naar ons terrasje, waar de rest vol spanning zat te wachten. Blij met de nieuwe fles gaan we maar weer verder met waar we gebleven waren.... Maar dan bedenk ik INEENS dat ik NU moet zwemmen. In de zee. Met mn kleren aan. Ik spring van het terras af, blijf haken met mn voet achter de wortel van een enigszins ontwortelde palmboom, en kletter twee meter lager op de grond (daar zou ik nog wel eens die enorme blauwe plek op mn been kunnen hebben opgelopen), voor ik als een bezopene de zee in ren (ALS, dus niet echt). De zee trekt enorm en ik wordt flink teruggezogen. In alle haast had ik alleen niemand verteld wat ik ging doen, dus een tijdje later wordt ik gezocht door Loic met zn knijpkat. Hij weet me uiteindelijk de zee uit te trekken, maar dan zijn we ineens zijn slippers kwijt. Als we die gevonden hebben, blijkt zn knijpkat kwijt te zijn, maar als we dan ook die weer terug hebben en alle schaapjes eindelijk op het droge zijn, begint het volgende drama. We zitten onder het zand dus duiken even (ja ja, ik hoor je denken, maar nog altijd met de kleren aan!) onder de douche als INEENS de onderste kraan van die douche afbreekt. Ik zweer het je, INEENS. Ken je die filmpjes op tv dat er zo'n brandweeraansluiting op straat openbarst? Nou, zo zag het er ongeveer uit. Het water spoot op heuphoogte keihard de muur uit en was niet meer te stoppen, ondanks verwoede pogingen tot dicht draaien van kranen. Als uiteindelijk Loic zn vinger in de muur stopt (zoals Jantje ooit in de dijk deed), en de waterstroom daadwerkelijk (tijdelijk) even ophoudt, pis ik echt in mn broek van het lachen. Ik ren (huppel) naar de eigenaar van het guesthouse om te vertellen wat er gebeurd was, maar om 2 uur 's nachts kon hij niet bepaald lachen om Loic met de vinger in de muur. Het is meteen gedaan met de pret als hij zegt dat we morgenvroeg direct moeten vertrekken. Nou ja zeg, die heeft ook geen gevoel voor humor. Al het water van alle acht de bungalows wordt afgesloten en we gaan allemaal maar naar bed. Pas de volgende ochtend realiseren we ons dat we wellicht een klein beetje luid zijn geweest, en wat het kraan-grapje midden in de nacht voor consequenties had voor het guesthouse, en we bieden allemaal onze welgemeende excuses aan. Het is nog steeds niet gefixed met de kraan en de eigenaar blijft vreselijk kwaad en Loic (het was zijn kamer) moet vertrekken. Pas zo'n twee uur later is de muur opengebroken, een nieuwe kraan gemontuurd, en de muur weer dichtgemetseld en kan de beste man weer een beetje praten. We bieden allemaal nogmaals onze excuses aan voor de overlast veroorzaakt door de Arrack, maar dat het afbreken van de kraan echt een gevolg is van corrosie en niks anders, en uiteindelijk mag Loic, en wij dus ook, blijven. De rest van de dag liggen we voor pampus op onze grote stoelen onder de palmbomen en besluiten we NOOIT meer Arrack te drinken. Of in elk geval niet die avond. Maar dan besluit Joeri dat hij een kokosnoot wil aanraken die nog in de boom hangt en als een ervaren notentikker klimt hij behendig omhoog. Als hij net even iets te lang aan de palmtak blijft hangen omdat we allemaal hier nog even een foto van willen maken (wacht, wacht, nog even, nog heel even..., krak!), komt hij uiteindelijk samen met de enorme palmtak naar beneden zetten. Oeps. Waar is de eigenaar? Niks gezien? We maken snel dat we bij de tak vandaan komen en doen alsof er niks is gebeurd want het zou nog weleens de spreekwoordelijke druppel kunnen zijn voor de arme man wie zn palmboom tuin onderhoudt alsof het de paleistuin is. Heb ik dan helemaal niks cultureels gedaan in Hikkaduwa? Uhm, nee, eigenlijk niet, op een dagje toeren met Joeri's motor na dan. Hij wilde graag naar Ambalangoda, wat bekend is om zn duivelsmaskers, en als hij aanbiedt dat ik wel achterop kan, denk ik er welgeteld een halve nanoseconde overna, koop ik in de tussentijd een helm voor 4 dollar, en spring ik achterop. En hoe gaaf is dat?! We hebben het hier niet over zo'n lullig scootertje he, nee, pompompompommmmmmmmmmm, wroeeeeeeemmmmm, en gassen maar!! Wow, super! Ik kreeg gewoon tranen in mn ogen, zo snel gingen we. In Ambalangoda kopen we inderdaad een paar maskers (ik heel bescheiden eentje, maar Joeri wilde volop bescherming tegen alles wat maar kwaad zou kunnen, en koopt er meteen drie), en vervolgens gaan we door naar de Moon Stone Mine in Mytiyagoda, waar we een demonstratie krijgen van hoe de mijner afdaalt in de diepte om emmers drek naar boven te trekken. Eenmaal boven wordt het gruis gezeefd en uit de lading modder komen er ineens vijf grote stukken maansteen tevoorschijn; van de blauwe variant, de duurste als ik hen mag geloven. Aangezien we een aantal 'officiele wachters' voorbij zijn gereden en die nu waarschijnlijk op weg waren naar de mijn om geld van ons te vragen, duwen wij de mijners wat geld in handen en wroeeeeeeeeeemmmmen we er weer vandoor. Maar niet voor Joeri een brokstukje in handen geduwd krijgt van een van hen die overduidelijk blij was dat hij zelf geld in handen gedrukt kreeg in plaats van dat wij met een van de 'wachters' aan kwamen zetten. Maar niet verder vertellen he? Onderweg eten we rice & curry in een hutje aan het strand, waar we van de eigenaresse te horen krijgen dat onze met-de-hand-eet-skills nog niet helemaal perfect zijn. Ze pakt haar eigen bord erbij en geeft ons een demonstratie mengen, kneden, en naar binnen schuiven, alvorens ze tevreden wegloopt als ze ziet dat we de Sri Lankan style begrepen hebben. En ik maar denken dat ik na vier maanden Nepal wel wist hoe het moest... Nee, in Sri Lanka gaat het net even anders... Lief van haar! We toeren nog wat verder op de motor, op weg naar de bergen, maar als het dan bijna donker begint te worden en we nog geen berg gezien hebben en als vooral ook blijkt dat we op een totaal verkeerde weg zitten besluiten we toch maar terug naar Hikkaduwa te rijden. Voordat we thuis zijn hebben we nog twee bijna-aanrijdingen; een keer met twee koeien die ineens vanuit het donker met de horens op ons afkwamen terwijl we volle vaart hadden (uhm, ooit van reflector jasjes of lichten gehoord, Mr. Holy Cow?) en een andere keer met een vrachtwagen die voor ons reed en die ineens stil ging staan om een passagier op te pikken, dit zonder remlichten te gebruiken. Shit, dat was eng! Maar zoals Joeri het zo mooi kan relativeren, het bleef bij een lief klein kusje op de achterkant van de vrachtwagen. Ik zit er nu trouwens ernstig aan te denken om een motorrijbewijs te gaan halen als ik terug ben. Waarom zou ik voor een auto-rijbewijs gaan als ik ook een motor-rijbewijs kan halen? Lijkt me zoooo gaaf om zelf te kunnen rijden! Hoe dan ook, de paar dagen in Hikkaduwa waren voor mij een ervaring die in het mooie momenten boekje mag, maar aan alle goede dingen komt een eind, en The A-team valt helaas uit elkaar als Loic, Psyche en Joeri terug naar Colombo moeten voor hun vluchten, en ik meer stranden in het zuiden van Sri Lanka moet gaan verkennen.

Op naar Unawatuna, waar ik getuige ben van het prachtige schouwspel dat Sri Lankan sunbathing heet. Ik kom aan op een zondag, en op hun vrije dag zijn vele locals naar de stranden getrokken om wat verkoeling te zoeken. Dit gaat echter net een beetje anders in zn werk dan hoe wij dat gewend zijn. Zowel mannen als vrouwen gaan geheel gekleed in lange lappen stof het water in, en dobberen wat rond in het water. Bij het uit het water komen worden vacuumgezogen kleren snel weer los getrokken van het lichaam om zichtbaar geworden lichaamsfiguren te verhullen. Ik vermoed ook dat een groot deel van hen niet kan zwemmen want regelmatig spartelt er eentje als een verzopen hond terug naar de kant nadat deze omver gespoeld wordt door een grote golf. Al met al een leuk schouwspel waar ik me wel even mee heb kunnen vermaken. Want wat moet je anders? Ga tussen al dit conservatisme maar eens even lekker je kleren uittrekken en in bikini het water inrennen. Dat doe je dan ook niet echt. Even later, tijdens de dagelijkse rice & curry in een verlaten strandtentje, raak ik in gesprek met de eigenaar van die tent over de Tsunami, die over heel zuidelijk Sri Lanka genomen, Unawatuna het zwaarst getroffen heeft. Letterlijk elke sranthut was weggevaagd en honderden mensen zijn omgekomen. Met steun van de overheid en vooral ook van toeristen die hier eerdere vakanties hebben doorgebracht, is Unawatuna redelijk snel weer opgebouwd, en van de vernieling is nu niks meer te zien. Ik verbaas me af en toe echt hoe goed mensen hun leven weer kunnen oppakken na zulk catastrofale en ingrijpende gebeurtenissen. Petje af! Ik besteed ook nog een middag aan het bezoeken van Galle, een oud vestingsstadje, dat als ik me goed kan herinneren, zowel onder Portugees als Nederlands bewind heeft gestaan. Het oude centrum van Galle beslaat het stuk binnen de ommuring van het gigantische fort, en huisjes in groene, rode, witte, oranje en roze tinten steken fel af tegen de strakblauwe hemel. Naast de Nederlands Hervormde Kerk, tref ik Point Bastion Utrecht, Hotel Weltevreden en de New Old Dutch Guesthouse; allen herinneringen aan de tijd van de Nederlandse overheersing. Verdwalen in de straatjes van Galle is echt een feest, en elke straat geeft weer een nieuwe architectonische verassing, of een nieuw stralend gezicht. Heel lieflijk stadje.

Hoewel ik het ontzettend naar mn zin had op mn grote rieten stoel op mn privebalkon met uitzicht over zee wilde ik toch nog 1 laatste keer verkassen. Ik had namelijk gehoord van Mirissa, wat toch wel echt paradijs op aarde zou moeten zijn, en daar moest ik toch echt zelf een kijkje gaan nemen. Ik pak de bus naar Mirissa, en wordt op een gegeven moment in de middle-of-nowhere afgezet. Niet wetende waar ik ben of waar ik heen moet (geen kip op straat) loop ik tussen bananen- en palmbomen op het geluid van de zee af, waar ik dan eindelijk weer een teken van leven zie. Wat ik hier aantref is werkelijk paradijselijk te noemen. Denk je een immense boomhut in, in aparte hutjes opgedeeld (met openslaande deuren en balkon), met daaronder een loungegedeelte waar mensen versuft (stoned?) voor zich uit naar de oceaan liggen te staren. Hoeveel dagen wil je blijven? wordt me gevraagd, en nadat ik een spoortje kwijl rond mn mond heb weggeveegd verzucht ik dat ik wellicht langer dan 1 dag blijf. Terwijl de zon ondergaat en fakkels en wierook op het strand vers aangestoken worden, luister ik naar een soort van Indian mystic lounge music en het geluid van aanspoelende golven, en bedenk ik dat mn leven eigenlijk best wel mooi is zo... Another perfect day in paradise...

Reacties

Reacties

iva

ha Riemke,

ooohhhh, wat klinkt dat heerlijk hoe je het strand daar beschrijft, echt fantastisch!!!!!!!!!!

by the way, het regent hier. geen spoortje blauwe lucht te bekennen. Jouw verhalen geven licht haha

doeg Iva

Marleen

En nu kan ik al helemaal niet wachten om er heen te gaan! En ik moet nog wel een week lang mediteren dus niet nadenken... Ow dat wordt moeilijk!!

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!