De Wijze in het Oosten

The motorcycle diaries

Het is 3 uur ’s nachts en ik ben zojuist aangekomen op Kuala Lumpur Airport, terug van mijn weekje Bali. Er rijden geen bussen meer en ik moet morgenmiddag weer hier zijn om Suus op te halen dus ik besluit mezelf maar te installeren op een van de bankjes hier. Aan de ene kant positioneer ik de trolley met mn rugzak, aan de andere kant mn kleine rugzak, lakenzakje erbij voor als het koud wordt, en een rol koekjes als midnight snack. Heh, lekker knus zo... Aangezien ik van Bali vertrokken ben met nog wat natte was, heb ik die ook maar even uitgehangen om mn trolley, en ik moet zeggen, die onderbroeken voegen best wel wat toe aan de feestvreugde. Goed, schrijven dan maar, want slapen gaat toch niet lukken...

Singapore

De laatste keer dat ik van me liet horen stond ik op het punt terug te gaan naar Singapore om Nico weg te brengen. We komen aan in Kampong Glam, het Arabische district van Singapore, wat zich laat zien door de vele moskeen die om de zoveel tijd oproepen tot gebed. Kampong Glam staat bekend om de Masjid Sultan, zogezegd de grootste moskee van Singapore. Met zn grote gouden koepel, en omgeven door palmbomen mag hij er dan ook best wezen. We verblijven 1 nacht in deze buurt, in een veel te duur hostel, waar zelfs de dorms onbetaalbaar zijn. Ja, een verblijf in Singapore voel je direct in de portomonnee. ’s Avonds eten we voor de laatste keer bij... heel verrassend, de Indier. We kletsen wat met het personeel over India, vooral over Varanasi waar de meesten vandaan bleken te komen, en er werd zelfs iemand gebeld die vervolgens direct langs kwam om ook met ons te kunnen kletsen. Allemaal omdat we zo enthusiast over hun land waren. Wat waren ze vereerd! De volgende ochtend checken we direct uit want dit hostel is onbetaalbaar voor een zwerver als ik, en gaan we op pad naar Little India. We wilden op tempeltocht maar het begon ontzettend te hozen waardoor we genoodzaakt waren de laatste uren samen in een Indisch eettentje door te brengen. Als het ophoudt met regenen moet Nico dan ook haasten om nog op tijd richting vliegveld te komen en ik om Marleen te zoeken. Op de hoek van de straat nemen we afscheid, en spreken we af dat hij als het even kan over een paar maanden me weer op komt zoeken.

Als ik aankom in het hostel dat Marleen voor ons geregeld had ligt ze te slapen. Ik maak haar wakker (Marleeentjeeeeee!!!!!!!) en we kletsen bij over afgelopen 2 weken, en over de vervolg-reis-plannen. Bleek dat we op precies dezelfde dag allebei naar Bali wilden vertrekken. Whaaaaaaa, dat meeeeeeeeeen je niet! Whoeiiii, waaaaaaaa, we gaan toeren, we gaan trippen, we gaan bakken op het strand, Bali here we come! Als hysterische huisvrouwen roepen we naar elkaar hoe vet toevallig het wel niet is, alsof we allebei nooit eerder genoemd hebben dat we best wel eens naar Bali zouden kunnen gaan, en hoe gaaf dat we nu samen kunnen gaan. We regelen dezelfde vlucht voor Marleen als die ik al geboekt had (toevallig!!!!!!!!!!! Zitten we ook nog eens op dezelfde vlucht?!) en besluiten dat we rustig moeten blijven (whaaaaaa, we gaan naar Bali!!!) en ons eerst maar eens moesten richten op Singapore, wat vast ook een hele mooie stad/staat zou zijn. Hmmm, eerlijk gezegd kan Singapore me gestolen worden, en ik hoef er niet zo nodig meer naar terug. Ik heb hier best een cultuurshock gehad, vooral op de momenten dat ik in de shoppingmalls rondliep (waarom doe je dat dan ook? Tja, omdat Singapore een grote shoppingmall is!) waar snobbistische dames/wijven me aankeken alsof ik een stinkende backpacker was op slippers en een alibaba broek. Nou ben ik natuurlijk ook een backpacker op slippers en heb ik ook een alibababroek aan, maar ik stink heus niet. Iedereen ruikt hier naar parfum, draagt designer kleding, mannen in pak, vrouwen op hoge hakken en ultrakorte rokjes, en als je hier niet aan meedoet wordt je raar aangekeken. Ik voelde me redelijk misplaatst in het nette Singapore met zn fashion cultuur. Ook is alles vreselijk georganiseerd. De metro’s, de stoplichten, de shoppingmalls, alles wordt je makkelijk gemaakt. Voor wie hiervan houdt is Singapore een makkelijke stad om te vertoeven, maar ik ben er niet van. Alle ‘ongemakken’ wat reizen zn charme geeft, zijn hier voor je weggenomen. Ik heb het gevoel dat ik in Amsterdam ben, en daar was ik nou net niet naar op zoek.

De enige plek waar ik graag kwam en waar de mensen hartelijk waren was Little India. Ook met Marleen breng ik hier weer wat tijd door, en hebben we weer mooie gesprekken met geemigreerde Indiers. De Nepalese gewoonte van het eten met de handen ben ik nog niet verleerd en ondanks dat de locals het hier zelf ook doen zijn ze het niet gewend van een blanke meid. Een paar tafels verderop zitten twee zakenmannen te eten en die komen even speciaal zeggen dat ze al een tijdje naar ons zaten te kijken aangezien ze het zo geweldig vonden dat ik met de handen eet. Slik, even een momentje van reflectie... We zijn niet meer in Nepal Riem, je bent in Singapore, en niet overal is het gewoon met je handen te eten, je moet echt weer even terug naar de beschaving. Het leeven in Singapore heeft natuurlijk ook wel goede kanten. Zo is Singapore erg schoon. Overal in de stad staan prubbelbakken met daarop ‘Singapore clean’ en een bordje dat je eraan herinnert dat het gooien van afval op straat je een boete op kan leveren van 1000 dollar. Verder is Singapore echt een stad/staat dat nog volop in ontwikkeling is. Overal wordt gebouwd en wolkenkrabbers schieten als paddestoelen uit de grond. Kijk in een willekeurige richting en je ziet een hijskraan of een steiger. Bij het bouwen van de nieuwe complexen wordt veel aandacht besteed aan de architectuur van het gebouw en je ziet dan ook gebouwen in de gekste vormen. Ook zie je veel kunstwerken verspreid door de stad, voor mij een teken van ontwikkeling. En dit alles, wat maakt dat Singapore zich onderscheid van de andere landen in Azie, is bereikt in slechts zo’n 30 jaar tijd. Zo vernemen we van Ali, de eigenaar van het guesthouse waar Marleen en ik verblijven, dat hij zich nog een heel andere tijd kan herinneren, waarin Singapore op dezelfde ontwikkelingsladder stond als Thailand, Maleisie en Indonesie. Er is veel verandert zegt hij, en niet altijd is hij even blij geweest met alle veranderingen, maar over het algemeen is hij blij dat het zo goed gaat met zn land en dat zn dochter hierdoor kan studeren en een ‘Westers leven kan leiden’. De avond van de kwartfinale, waarin Nederland het tegen Brazilie op moest nemen, keken we in Little India. Ali had ons meegenomen naar een bar met een groot scherm buiten, en bij aankomst bleek dat er alleen maar mannen waren. Heel veel Indiase mannen. Niet alleen in en voor de bar bij het scherm, maar ook de hele straat zat vol, en zelfs aan de achterkant van het scherm zaten mannen in de hoop toch een soort schaduw van bewegende mannentjes te kunnen volgen. Het verbaasde ons dan ook niet dat er een luid gejuich klonk toen bleek dat wij mee wilden kijken en we werden overal uitgenodig te zitten. Uiteindelijk kozen we voor de ereplaats, en gingen we vooraan zitten naast een man die uit Sikkim (India) kwam, maar er eigenlijk meer utizag als Jack the Pirat. Maar dan de Braziliaanse versie... Van hem kregen we het eerste biertje, een Heineken, want Nederland speelde natuurlijk vanavond en haahahahaha, wij kwamen ook nog eens uit Nederland. Toevaaaaal!Ja Frits, wat dacht je anders dat wij hier kwamen doen? Toen kwam Ali aanzetten met een lading bier, en ondanks dat we hard bleven weigeren, vooral ook omdat Marleen geen bier drinkt en nu dus alles op mij aankwam, bleef het maar komen. De tafel kwam voller en voller en ik werkte me een slag in de rondte, maar het lukte me niet. Ik schaam me er een beetje voor, maar ik kreeg het gewoon niet allemaal op. Zo, dat is eruit.. De sfeer was erg gezellig, vooral ook omdat iedereen natuurlijk voor Brazilie was, en Aziatisch als ze zijn, hadden ze allemaal een hoop geld ingezet op Brazilie. Ik durf wel te zeggen dat gokken volkssport nummer een is hier. Wat een geld wordt er verbrasd hier met sportwedstrijden! Die twee blonde meisjes, ah schattig, ze zijn Nederlands, en oranje als ze zijn hopen ze echt dat Nederland gaat winnen, ahhhh... Ik vermoed dat we daarom zoveel bier kregen, omdat ze zichzelf al rijk rekenden met al het geld dat ze zouden gaan winnen wanneer Nederland verslagen zou worden. En toen gebeurde dat niet. Toen won Nederland gewoon. Degenen die het meeste geld hadden verloren waren het snelste weg, en Ali, Marleen en ik blijven enigszins alleen achter. Grinnikend.

Maleisie

Na de voetbalavond in Little India pakken we onze tassen en pakken we de bus naar Maleisie. ’s Avonds laat komen we aan in Kuala Lumpur, en we kunnen nog maar net een reservebed regelen. Alle budgetbedden zaten vol in Chinatown. We hebben een extra dag ingepland voordat we naar Bali vliegen en deze dag hebben we Fatima-dag gehouden. We hebben die dag niks anders gedaan dan moskeen bezocht en bekeken, en hierbij moesten we ons aan stricte kledingsvoorschriften houden. Lange broek aan, haar naar achter, hoofddoek om, en burka of jas eroverheen. Nou geen probleem hoor. De eerste moskee die we bezoeken is de Masjid Negara, ofwel de National Mosque. Het is een van de grootste moskeen van Zuid Oost Azie, en wordt overkoepeld door een groot blauw glazen dak. Hier ontmoeten we Fatima, vrijwilligster in de moskee die graag wat wilde vertellen over de Islam. Reuze interessant vond ik dat, maar op een gegeven moment wilden we wel een beetje wegkomen, maar dat is nog niet zo makkelijk als dat het misschien klinkt. Ze was zo passioneel over haar geloof, en zo was zo aardig dat we gewoon niet durfden te zeggen dat we eigenlijk nog wat meer wilden doen die dag, en uiteindelijk hebben we een uur erover gedaan. De volgende moskee waar we naar binnen gaan is de Masjid Jamek, een soort van openlucht ‘haal de tuin naar binnen’ moskee, waar palmbomen half naar binnen groeiden in de deur-en raamloze gebedsruimten. Wederom erg mooi! Onderweg komen we nog vele moskeen tegen, waarvan enkele hele mooie en bijzondere, maar ook eenvoudiger versies. ’s Avonds wilden we nog naar de Petronas Towers gaan maar het begon te hozen en we kozen ervoor op de kamer te blijven. Gelukkig maar want deze deelden we met Krisko, een Duitse punker die afgelopen half jaar in Jakarta gestudeerd heeft, en die later ook ‘toevallig’ op dezelfde dag naar Bali zou vertrekken en waar we nog heel wat gezellige momenten mee zouden gaan beleven. De volgende ochtend vertekken we vroeg naar het vliegveld want ... Bali, here we come!

Bali – Indonesie

Op Denpasar Airport aangekomen besluiten we ter plekke dat de eerste bestemming Kuta gaat worden. Niet per se omdat wij nou van die onwijze partygangers zijn, maar omdat we de halve finale willen zien, en het hier tenminste zeker is dat die om half 3 s’ nachts nog uitgezonden wordt. Kuta is een kustplaats in het zuiden van Bali, en staat bekend om zn surfscene met bijbehorende nachtleven. Het functioneert als een soort van zwart gat voor mensen die gevoelig zijn voor sex, drugs en rock en roll, en er zijn er dan ook die na twee maanden naar huis gaan en niks anders gezien hebben van het eiland dan Kuta. Kuta zuigt je op en laat je niet meer gaan als je hier gevoelig voor bent. De stranden liggen vol met zongebruinde, betatooeerde lichamen die hun kater van de avond ervoor uitslapen en die voornamelijk aan Australiers toebehoren. We vallen enigszins uit de toon met ons gebrek aan tatoos, maar geen paniek, op elke straathoek kan je er ‘voor een prikkie’ een laten zetten. Het is dus nog niet te laat. We kunnen er nog bijhoren. Als we willen... We nemen een losmen, wat een soort van homestay is met open binnenplaats/tuin waar alle hutjes op uitkomen. Het is een prachtig dicht begroeide tuin waar konijnen rondlopen zo groot dat je je Alice in Wonderland doet wanen. De hele dag door wordt er schoongemaakt, blad geraapt, en offers gebracht, wat gepaard gaat met het rijkelijk branden van wierook. De hutjes waarin je slaapt doen denken aan tempeltjes en het lijkt dan ook alsof je in een groot dichtbegroeid tempelcomplex overnacht. Geweldig! Laten zullen we merken dat dit soort homestays eerder regel dan uitzondering zijn, en het lijkt wel alsof je op heel Bali alleen maar in prachtige tempeltjes kunt overnachten. Hier komen we dan ook Philip en William tegen uit Zweden, evenals Krisko, die we eerder in KL al ontmoet hadden. Ook Philip en William zijn opgeslokt in het zwarte gat dat Kuta heet, en zijn afgelopen vijf weken nog geen een keer Kuta uitgweest. Philip zal de dag erna terug naar Zweden vertrekken en niks anders kunnen laten zien dan zn verlopen verdrugsde gezicht. Marleen en ik hebben heel lollig het idee opgevat om hem te fotoshoppen op al onze foto’s, zodat hij aan zn familie kan laten zien dat hij ook heus wel een rijstveld, een tempeltje of een bananenboom gezien heeft. Geinig he?

Na twee dagen aan het strand gelegen te hebben laten we Kuta voor wat het is en ongetatoeerd als we (nog steeds) zijn pakken we de bemo naar Ubud, een plaats die bekend staat als de culturele hoofdstad van Bali. Ubud is verrassend rustig ten opzichte van Kuta, en ook worden we niet meer zo irritant door iedereen met ‘darling’ aangesproken. We zwerven wat door het stadje, bezoeken het monkey forest waar we zien hoe apen zonder opvoeding zomaar onschuldige toeristen beroven, hun broodjes oppeuzelen, en fotograafje spelen met de zojuist gejatte camera (gnagna kei mooi zolang ze ons maar met rust laten), en we regelen brommers bij een man die het niet erg vind dat ik ‘niet zo’n ervaren rijdster ben’ zodat we de volgende ochtend op roadtrip kunnen vertrekken. ’s Avonds gaan we naar een Kecak trance and fire show; een cultural dance performance die gepromoot werd als ‘men shitting in a circle and performing trance rituals’. Ondanks dat we enigszins teleurgesteld waren dat er niet in de ronde gescheten werd terwijl ze in trance waren, was het toch best indrukwekkend om te zien. Ik denk dat er wel 60 mannen voor ons op de grond zaten, in verschillende leeftijdscategorien, en ik vermoed dat de helft net van het rijstveld geplukt was om aan het ritueel deel te nemen. Allemaal maakten ze cha-cha-cha-cha-cha-cha-cha-cha geluiden, als op hol geslagen slangen, en wierpen ze hun armen gestrekt voor zich uit in de lucht, als gericht op een denkbeeldige geest die ze probeerden te verdrijven. Daaromheen werd er gedanst door vrouwen die het verhaal uit de Ramayana uitbeelden waarin Vanara Rama hielp te vechten tegen de slechterik Ravana. Aan het eind van het optreden werden er resten kokosbast in de fik gezet en een Balinese opa verkleed als paard (van Troje? Ik maar wachten tot er ridders uitkwamen springen om Ubud te veroveren...) liep op blote voeten door het vuur heen, om al dansend het vuur te doven. Leuk weer om dit mee te maken.

De volgende ochtend vertrekken we dus op onze zogenaamde roadtrip. Omdat ik ‘nog niet zoveel rijervaring’ heb moet ik even een testritje maken in de straat. Ik rijd bijna een man aan, en denk dat ik het verknald heb, maar Nyoman zegt dat ik de volgende keer iets sneller moet remmen, geeft me de helm en wenst ons veel plezier. Bijkomende complicerende factor is dat er in Bali links gereden wordt. Oh en dat er flink wat gaten in de weg zitten, en dat de wegen overwegend (woordgrapje) van de haarspeldbochtige variant zijn. Maar Marleen en ik voelen ons heuse Che Quevara’s en we beelden ons in dat we net als Che maanden op weg gaan op onze motoren. We slaan ‘proviant’ in en gaan op weg (met de armen wijduit gespreid sturend, alsof gezeten op Harley’s). Dat we er eerder uitzien als Bob en Annie de Rooij en dat een tocht door Bali niet hetzelfde is als een tocht over het Zuid Amerikaanse continent maakt voor het verhaal even niet uit.

De eerste dag vertrekken we vroeg uit Ubud en gaan we op weg naar Mengwi, waar we een bezoek brengen aan de Pura Taman Ayun, die ook wel bekend staat als de Royal Family Temple. Een enorm tempelcomplex waar je uren rond zou kunnen lopen, ware het niet dat we een lange weg af te leggen hadden om die avond in Munduk te kunnen overnachten. Via Bedugul rijden we door naar Pura Ulun Danu, ofwel de Water Temple, eveneens een groot tempelcomplex en gelegen aan een meer, met tempeltjes verspreid liggend in het mistige meer. Als we hier aankomen is er een ceremonie aan de gang, en aangezien we op dat moment nog niet weten dat er elke dag de hele dag door een ceremonie plaatsvindt zijn we er erg van onder de indruk en blijven we er een tijdje hangen om alles mee te kunnen maken. Er wordt muziek gemaakt, er worden parasollen gedragen, en manden op het hoofd worden rondgezeuld alsof ze allemaal op weg zijn naar de markt. Prachtig aangekleedde mannen en vrouwen in sarongs en bloemen in het haar brengen offers aan de goden door kleine bakjes gemaakt van bladeren met daarin rijst, bloemen en nog wat meer gedroogde bladeren neer te leggen op speciale plekken waar de goden ze zouden kunnen vinden. Dit is overigens iets wat niet alleen in de grote tempels plaatsvindt, maar ook gewoon in de huizen en tuinen van de locals aangezien elk huishouden wel een eigen tempeltje heeft. Als blijkt dat er aan de ceremonie geen eind komt besluiten we toch door te gaan. Even voor we in Munduk aankomen passeren we een koffieplantage (Ngiring Ngewedang coffee plant) die lokaal geplukte en gebrande koffie verkoopt. Heerlijke Balinese koffie! In Munduk aangekomen vinden we een heel schattige homestay (Homestay One), bij een man die het samen met zijn vader runt, terwijl zijn vrouw op Java woont omdat ze daan in de Friese Vlag fabriek werkt. De mannen zijn erg hartelijk en verzorgen ons fantastisch, en ook het uitzicht over de rijstterrassen mag er wezen. ’s Avonds lopen we nog even naar de Munduk waterval, de grootste van Bali, en op het moment dat wij er waren volledig verlaten. ’s Avonds praten we nog wat met de eigenaar van de homestay over Bali en over de Balinese Hindoe cultuur, en in hoeverre deze verschilt van het Hindoe zijn in India en Nepal.

De ochtend van dag 2 staan we vroeg op want ook vandaag willen we een heel stuk afleggen, en via de noordkust bij Lovina rijden we door naar Danau Batur, ofwel het Batur Lake. We toeren door oneindige rijstvelden, door dichtbegroeid oerwoud, door apenbossen, en vooral ook door vele schattige dorpjes waar de Spaanse en Nederlandse vlaggen uithangen en die getuigen van een grote aanhang voetbalsupporters. We passeren Lovina, Singaraya, Penulisan, Kintimani en komen vervolgens uit in Penelokan, het dorpje dat bekend staat om zn geweldige ligging aan de voet van de Batur vulkaan. We rijden rondom Danau Batur, het meer dat onder de krater ligt, en waarvan de super vruchtbare oevers rijkelijk begroeid zijn met allerhande gewassen. We komen slakroppen, peperstruiken, rijstvelden, uien, tomaten en weet ik wat meer tegen en overal zijn de bewoners van de dorpjes druk bezig de velden te bewerken. Af en toe zien we een varken aan het spit voorbij gedragen komen of darmen uitgespoeld worden door een horde mannen. We horen over een zeker dorpje waar de bewoners nog heel traditioneel leven maar dat alleen ter boot bereikbaar zou zijn. Overal worden we tegengehouden en worden veer- en kanodiensten aangeboden tegen bespottelijk hoge prijzen en wordt er uit alle macht geprobeerd ons af te raden er heen proberen te rijden aangezien we toch niet verder zouden kunnen. Een van de mannen wilde ook heel nodig weten wat ik met Marleen deed. Of zij mijn vriendin was. Ik antwoorde hier ja op en hij schudde afkeurend zijn hoofd; het was toch echt wel veel beter als ik een jongen of man zou nemen... Ik lach en zeg dat we slechts vrienden zijn en verzin dat ik natuulijk een vriend heb maar dat hij thuis is en dat we volgend jaar gaan trouwen als hij genoeg geld heeft gespaard om de bruiloft te kunnen betalen. Er verschijnt een grote glimlach op zn gezicht, gelukkig maar, en hij begint te vertellen dat ik op Bali moet trouwen en dat hij de ceremonie gaat regelen en hoe en waar hij dat dan allemaal gaat doen. Ik beloof dat we dat zeker gaan doen en we rijden door. We wimpelen nog heel wat mannen af die ons proberen tegen te houden en dan komen we ineens aan in het geheimzinnige dorpje. Heel gek. Met de brommer. De bewoners waren erg verontwaardigd dat we met de brommer binnenkwamen rijden en ze waren eigenlijk helemaal niet aardig. We zijn dan ook redelijk snel omgekeerd om een plek te vinden om te slapen. Net voor donker kwamen we aan in Toya Bungkali, tevens aan het meer gelegen, en haasten ons richting restaurant waar we een vers gevangen tilapia uit het meer eten. Tijdens het eten komen we Nyoman en Nyoman tegen, twee jongens van rond de dertig, waar we vervolgens de hele avond niet meer vanaf zijn gekomen. Nyoman leest onze handen en beweert onze persoonlijkheid een beetje te kennen. Ik had een hele mooie rustige persoonlijkheid zegt hij en ik zou een fantastische moeder zijn. Marleen daarentegen zou dat absuluut niet kunnen zijn en ze is meer een typje dat in een bar zou werken. Haha, geweldig, Marleen was flink gepikeerd en ging er hard tegenin. Maar Nyoman hield voet bij stuk, Marleen moest niet zo aangevallen doen, er was niks aan te doen want het staat in haar hand en er was tenslotte niks mis mee in een bar te werken. Ik hield me er wijselijk buiten maar genoot stiekem van Marleens pissige hoofd en Nyoman die maar volhield er ook niks aan te kunnen doen dat het ‘nou eenmaal zo was’. Nyoman en Nyoman halen ons over om met de brommer naar een tempel te gaan waar op zaterdagavond altijd cockfights plaats vinden. Als we bij de tempel aankomen is het natuurlijk stikdonker en geen kip (of haan) te bekennen. Omdat we vermoeden dat ze misschien wel een ander soort van ‘cockfight’ zouden kunnen bedoelen kondigen we aan dat we maar weer eens terug moeten gaan. We stoppen onderweg bij een cafeetje waar vrienden van de heren zitten en waar we thee drinken en uiteindelijk wordt het dan toch nog gezellig. Er komt een gitaar bij, en dronken van de thee zingen we de hele avond uit volle borst mee. Nyoman doet hard zn best me te versieren en aan de andere kant van de tafel heeft andere Nyoman zn zinnen op Marleen gezet. Maar onder het motto Als de helm eenmaal afgezet is wordt er niet meer gereden bedanken we er maar voor. Veel te laat gaan we slapen en veel te laat worden we dan ook wakker de volgende ochtend.

De laatste dag van de toer moeten we helemaal terug zien te komen naar Ubud aangezien ik de volgende ochtend terug moet vliegen naar Kuala Lumpur en omdat die avond de finale uitgezonden zou worden die we natuurlijk wel mee wilden maken. We bezoeken Pura Besakih ofwel Mother Temple, de grootste tempel van Bali. Er zijn weer overal ceremonies aan de gang, en we spreken een aantal families over het hoe en waarom van de offeringen en hoe ze uitgevoerd worden. En natuulijk mogen we foto’s maken van hen in hun prachtige ceremoniele gewaden. Stralend staan ze een potje te poseren voor ons, met de offermanden op hun hoofd. Prachtig om te zien hoe trots ze zijn! Na Pura Besakih rijden we door naar Tirta Ganga, het waterpaleis dat voornamelijk mooi is om zijn tuinen. De tuinen waren zeker indrukwekkend met zijn vijvers en fonteinen en bloemen en planten, maar nog mooier was de omgeving van Tirta Ganga. Het schijnt dat de mooiste rijstvelden van Bali in deze buurt te vinden zijn en dit fabeltje neem ik graag aan. Het water op de terrassen reflecteert de zon en het groen van de rijstplanten is feller dan ik ooit eerder heb gezien. Ook hier weer liggen overal kruidnagelen, koffie en thee te drogen, en met de rijstvelden op de achtergrond is het plaatje compleet. We moeten ondertussen flink voortmaken en zelfs als we Amed overslaan hopen we dat we voor donker aan kunnen komen in Ubud. Dan begint het ineens ontzettend te gieten en we moeten verschillende keren schuilen omdat je echt geen hand voor ogen kon zien. En dat in haarspeldbochten en met kuilen in de weg levert gevaarlijke situaties op. Als blijkt dat het niet ophoudt met regenen besluiten we dan toch maar, al zij het heel langzaam, terug te rijden naar Ubud. Totaal doordrenkt en in het stikdonker komen we in Ubud aan en zoeken we een kamer. We slapen een aantal uren en zetten de wekker om 2 uur ’s nachts, zodat we om half 3 (Balinese tijd) in de bar kunnen zitten om de finale te zien. Nauwelijks in staat mn ogen open te houden ben ik enigszins blij als het afgelopen is (verloren maar goed) en we om half 6 ’s ochtends eindelijk kunnen gaan slapen.

Onderweg zijn we flink wat politie tegengekomen en af en toe was ik dan ook een beetje nerveus of een van hen ophet idee gaat komen deze twee meiden aan te houden en te vragen naar hun rijbewijs. Gelukkig is dat er de hele trip niet van gekomen. We hebben de bare tocht overleefd, en besluiten dat we na dit avontuur wel klaar zijn voor het echte werk. Volgende keer Zuid amerika, van Argentinie naar Venezuela...

.........................................................................................................................................................................................

Ondertussen is het al 3 uur ’s middags en Suus dr vertraagde vlucht gaat zo landen. Ik heb in de tussentijd totaal niet geslapen maar zo wel mooi de tijd gehad wat te schrijven en ondertusen hebben heel wat leuke mensen mij gezelschap gehouden op mijn bankje en later aan mijn Starbucks tafeltje. Ik zie dat de vluchten uit Dubai, Kabul en Abu Dhabi geland zijn dus ik ga maar eens kijken of ik tussen alle zwart gesluierde dames en mannen in oliesjeik gewaden een klein blond meisje kan herkennen...

Liefs, Riemki

Reacties

Reacties

Duifje

Veel plezier met ons klein lief blond prinsesje zorg er goed voor! Niet gaan verkopen of laten tatoeëren he?! Hetzelfde geldt voor die andere. ;)
Veel plezier daar!!
kussen

Marleen

Wat een mooi verhaal! Alsof ik alles weer herbeleef! Wat hebben we een top tijd gehad en tja wie weet beland ik nog wel achter een bar ergens ;)

{{ reactie.poster_name }}

Reageer

Laat een reactie achter!

De volgende fout is opgetreden
  • {{ error }}
{{ reactieForm.errorMessage }}
Je reactie is opgeslagen!